gaan en de boeren pas te laten komen als
hij ze kon informeren over klimaat en de
bodem op hoogte.
Op 6 april 1642 sloot Van Rensselaer met
Johannes Megapolensis Junior een con
tract voor zes jaar. Het beeld dat Van Rens
selaer en Megapolensis van de inwoners
van Rensselaerswijck schetsten was wat
somber. 'Er wordt te veel wijn en sterke
drank gedronken, waardoor men niet al
leen tegen de wet des Heeren handelt,
maar ook onbekwaam is zijn werk te doen,
zijn geld verkwist en al snel op het slechte
pad geraakt om dit alles te kunnen blijven
betalen. Bovendien is men hierdoor niet in
staat de borgsom, die zij hebben ontvan
gen van de patroon terug te betalen'.
Boeiend is het beeld dat Megapolensis
in zijn brieven van de Indianen gaf, die zijn
diensten bijwoonden. Het gebed van de
christenen werd, nadat uitgelegd wat het
betekende, met verbazing en minachting
aangehoord. Ze stelden na de preek ook
wel de vraag wat hij wilde als hij zo lang
alleen stond te praten, terwijl niemand
iets mocht zeggen. Het antwoord van
Megapolensis was dat hij de hoorders ver-
Kerk in Nieuw-Nederland
maande niet te stelen, te drinken enz. Hun
reactie was dat zijn prediking dan niet veel
effect had.
In 1647 werd Peter Stuyversant directeur-
generaal van Nieuw-Nederland en mede
door zijn toedoen werd Megapolensis aan
gezocht predikant in Nieuw-Amsterdam
te worden. De voorwaarde was wel dat hij
ontslagen zou worden in Rensselaerswijck.
Wilhelmus Grasmeer drong er bij de classis
van Amsterdam op aan dat dit zou gebeu
ren. En zo geschiedde. Hier vallen de ver
halen over Megapolensis en Grasmeer dus
samen. In oktober 1649 werd Megapolen
sis tot predikant in Nieuw-Amsterdam
benoemd en dat zou hij tot zijn dood in
1670 blijven. In die tijd keerde zijn vrouw,
de moeder dus van Grasmeer, na een ver
blijf in Nederland wegens een sterfgeval,
terug naar Amerika. Vergezeld door haar
zoon Wilhelmus Grasmeer. Daarover straks
meer.
Interessant is ook dat de vrijheid van
godsdienstoefening voor kleinere 'sekten'
niet of nauwelijks bestond. De lutheranen
verzochten in 1653 een kerkelijke gemeen
te in Nieuw-Nederland te mogen stichten.
Megapolensis verzocht de classis in Am
sterdam zich daartegen te keren. Hierop
werd het verzoek van de Lutheranen ver
worpen en in Nieuw-Nederland werd geen
andere uitoefening van godsdienst toege
laten, dan die van het ware gereformeerde
geloof. Megapolensis klaagde in 1655 nog
een keer dat er in Nieuw-Amsterdam Pa
pisten, Mennoniten, Lutheranen onder den
Duytschen; ende onder de Engelsche, veel
puriteynen, independenten, veele atheïsten;
ende verscheyden andere dwaalgeesten on
der die genaamde christenen schuylende
waren.
Ook op de joden had Megapolensis het
niet begrepen. In 1654 kwamen er 23 uit
Brazilië naar Nieuw-Amsterdam. Bij aan
komst waren ze volgens Megapolensis
56