derbussen dienden ter bescherming tegen
ijsberen en om de sloepen te alarmeren.
Aan boord was een kuiper met zijn kui
persgereedschap waaronder een spons-
boor, een kuipersbok, een kuipersstrijkbank,
duigen en het nodige kuipershout. Voor de
timmerman was er zijn gereedschap inclu
sief een schaafbank met stutten. Voor de
reparatie van de sloepen beschikte hij over
eikendelen, ribben, lanen en wagenschot
planken. Er was geen smid aan boord dus
waren er veel reserve harpoenen, prikkers,
haken, messen en flensen. Deze konden
worden geslepen aan een slijpsteen met
bak, rechtgeslagen worden met mokertjes
en gewet worden met wetstenen en strij
kers. Aan boord waren een grote hoeveel
heid reserve stokken en kapravens20 om
nieuwe stokken en stelen te maken.
Op één van de veilinglijsten komt het
woord ammeraal of admiraal voor. Dit is
een grote emmer of puts die diende voor
het schoonmaken van het schip. Voorts ko
men we begrippen voor als traantrechter,
varswatertrechter, ijsbijl, ijsklopper, ijszaag,
ijsboom, sloepsschotel en schrabstaak. De
betekenis is van de twee laatste voorwer
pen was niet te achterhalen. Een teersje
is een klein vaatje. Negen stuks Doodkist
planken hoorden ook bij het armazoen.
De chirurgijn moest voor de zalfkist met
inhoud zorgen en het ligt voor de hand
te veronderstellen dat die dikwijls aange
sproken werd. Het werken met scherpe
messen, harpoenen, haken, flensen en
prikkers in een zoute en natte omgeving
was niet ongevaarlijk. Daarbij moeten we
de niet ondenkbeeldige kans op infecties
tengevolge van het rottende walvisvlees
niet onderschatten.
Tijdens het flensen en afmaken verzorg
den de koksmaat en de kajuitwachter de
bemanning met de 'kan' en de 'brande-
wijnbak'. Of dit zal hebben bijgedragen
aan de gezondheid en de veiligheid van
de bemanning valt te betwijfelen. De over
levingskans van een in het water gevallen
bemanningslid was bij een zeewatertem
peratuur van slechts enkele graden zeer
gering.
Zowel Zorgrager als Martens vermel
den niets over de gevaren en ontberingen
voor de bemanning. Een late herdruk uit
1760 van Martens bevat zelfs een gedicht
waarin scheepsvolk werd aangeraden om
ter walvisvaart te gaan.
Veilingresultaten.
De schepen die voor de walvisvangst ge
bruikt werden waren dikwijls al vrij oud.
Vaak werden ze verhuurd. Het huurtarief
bedroeg midden i8e eeuw afhankelijk van
het aanbod ongeveer fl.3.500 (30.000)21 per
seizoen. Een nieuw schip was te koop voor
fl.10.000 (86.000) en een tweedehands
voorfl.5.000 (43.000).
De kosten voor een nieuw armazoen wor
den door Zorgdrager in 1720 berekend op
fl.4.924 (40.000) Daar kwam dan nog bij
het loon voor de bemanning en de kosten
voor de victualiën.
Jan Boon Jr. kocht in 1787 een 51 jaar
oud fluitschip inclusief vleet voor fl.10.810
(90.000). Na een drietal reizen waren de
resultaten zo slecht dat besloten werd het
schip en de vleet weer te verkopen. De op
brengst was toen voor het schip fl.4.040
(33300) en voor de vleet fl.3.856 (32.000).
Tegen het einde van de walvisvisserij
was er geen vraag meer naar schepen en
armazoen. Tijdens een veiling in Dordrecht
in 1792 kon een kompleet als walvisvaarder
uitgerust fluitschip niet worden verkocht.
Uiteindelijk werd alleen het schip geveild
en bleef de reder zitten met de vleet.
Joep Surie
80