spelen, maar niet samen. Zo bleef telkens
één van hen voor het raam zitten en stopte
sokken terwijl het zusje buiten speelde. Als
er bezoek kwam, leidde mevrouw de Nijs
de mensen rond. Een van de attracties was
steevast de kledingkast van de meisjes,
waarbij met dédain werd verteld hoe'vre
selijk verwend deze kinderen toch waren.'
Allengs wenden de bewoners van het dok
tershuis aan elkaar en de sfeer verbeterde.
Na zes weken kwamen twee broers van Jan
Koppen langs, zij stelden voor om ieder
één van de meisjes op te nemen, waarbij
telkens om de twee maanden de meisjes
zouden worden uitgewisseld. Cis en Thel-
ma wilden dit perse niet, ze wilden niet ge
scheiden worden en Marietje begreep dat,
ze mochten blijven tot hun moeder uit het
strafkamp kwam. De ooms maakten weer
rechtsomkeer, maar zorgden wel tot Mam
mies terugkeer voor een kleine maande
lijkse toelage om kost en inwoning van de
meisjes te bekostigen.
Van een algemene anti NSB houding in
het dorp merkten de meisjes maar zelden
iets. Als er toch iets gebeurde, had dat
altijd met Mammie te maken. Af en toe
bereikte hen een levensteken vanuit het
kamp. Dan arriveerde een trui die Mammie
had gebreid en die verbluffend mooi was.
AlsThel en Cis zich met een dergelijke trui
vertoonden, kon het gebeuren dat ze een
'NSB kinderen mogen geen nieuwe truien
dragen!' toegesnauwd kregen, maar daar
bleef het dan ook bij.
Wat er van ze is terecht gekomen
Oma
Oma mocht inderdaad na interventie
van de Commodore vervroegd het kamp
verlaten. Inmiddels woonde in haar huis
in West-Graftdijk iemand anders. Des
ondanks was ze blij dat ze een vervallen
dijkhuisje in Oost-Graftdijk mocht bewo
nen, tezamen met de twee mopshondjes
die nog vele Tommetjes Thee hebben
opgeslobberd. Ze stierf uiteindelijk in een
bejaardentehuis in 1965.
Mammie
Mammie werd niet te hulp geschoten door
de Commodore. Na elf maanden mocht ze
het strafkamp verlaten. Ze wilde pertinent
niet terugkeren naar West-Graftdijk en na
een kort intermezzo in Oost-Graftdijk trok
ze samen metThelma en Ciska in bij een
oudtante in Purmerend aan de Kanaal
straat. Om aan geld te komen hielp ze een
voormalig zwarthandelaar in de huishou
ding. Toen ze zich voor het eerst aan hem
kwam voorstellen, schonk hij zich net een
groot glas jenever in. Tot ieders verbijste
ring bleekze opeens met hem getrouwd te
zijn. Samen vertrokken ze naar de Keizers
gracht in Amsterdam. Voor Mammie moet
het een vlucht uit de armoede zijn ge
weest en het huwelijk pakte slecht uit, ook
voor Cis en Thel, die door deze stiefvader
binnen korte tijd het huis uit werden gezet
omdat ze hem met 'minachtende blikken'
zouden aankijken. Ondanks ze elkaar gere
geld zagen, is Mammies contact met haar
dochters nooit meer genormaliseerd.
Jaren na de dood van haar tweede man
kwam ze terecht in een verzorgingshuis dat
vernoemd was naar een Joodse beroemd
heid. Haar geest was nog bijzonder goed,
maar haar rug en benen waren versleten
en ze was te ijdel om een bril te dragen
of een gehoorapparaat op te zetten waar
door ze een tiental jaren een half sluime
rend bestaan leidde. Op een dag in 2007,
trok zich een Duitse verpleegster haar lot
aan en stelde haar voor aan een (veel jon
gere) dorpsgenoot uit West-Graftdijk die
163