precies in de ziekenkamer van het dokters
huis afspeelde, is niet volledig bekend.
Bekend is in ieder geval dat de NSB kring
leider enkele keren op bezoek kwam. Deze
man was nieuwsgierig geworden naar Jan
Koppen omdat hij veel had gehoord over
diens aanzien en dat de dokter geliefd was
in de regio ondanks zijn NSB-lidmaatschap.
Zijn populariteit kon de partij alleen maar
goed doen. Aan het ziekbed moet met de
kringleider het een en ander zijn bespro
ken. Het resultaat was in ieder geval dat
Jan werd benoemd tot directeur van het
ziekenhuis in Zaandam. Was het om zijn
gezin (na zijn dood) aan een pensioen te
helpen of was het bedoeld als een belo
ning voor zijn diensten aan de gemeen
schap of een mix van beide, niemand kan
het meer navertellen.
Om de Joodse onderduikers aan geld te
helpen, breidden deze wollen kleding.
Regelmatig stuurde Mammie kluwen wol
naar mevrouw Hiemstra en dan gingen de
onderduikers rap aan het werk. Tegen de
avond werd zo een trui of ander kleding
stuk afgegeven bij het huis van de familie
Koppen. Mammie was aangenaam verrast
en ging er van uit dat mevrouw Hiemstra
dit allemaal breidde en riep uit: 'Hoe doet
die vrouw dat toch!? Ze heeft een winkel
en zoveel kinderen en dan lukt het haar
nog om zo snel te breien?!' Na de oorlog
werd er besmuikt over gedaan dat deze
felle NSB-ster zich onbewust tooide in
kleding die gebreid was door Joodse on
derduikers. De wollen kleding was niet de
enige kleding die gekocht werd. Mammie
ging tot ver in de oorlog regelmatig naar
Alkmaar om jurken en vooral hoeden te
kopen. Op een dag lag Jan vanuit zijn
ziekbed naar buiten te staren. Bij de halte
stapte Mammie na een dagje Alkmaar
uit de bus. Trots droeg zij haar nieuwste
aanwinst, een langgerekt, zwart, fluwe
len hoedje met een voile die haar gezicht
deels versluierde. Ze stak het Lange Brug
getje over en passeerde de tuinschutting
van het doktershuis. Die schutting was in
het zicht van Jan en opeens zag hij boven
de schutting het hoedje uitkomen. Meteen
wist hij dat dit alleen maar Mammie kon
zijn en hij proestte het uit: 'Mijn God, wat
heeft ze nu weer op haar hoofd!'
Sinds de hartaanval van Jan Koppen moest
de praktijk worden ondersteund door
waarnemers, die doordeweeks in het dok
tershuis woonden. Het zou een opeen
volgende trits worden tot aan de laatste,
Maschhaupt, toe. Allemaal leefden ze met
Mammie en Jan Koppen onder één dak.
Voor Cis en Thel was dit een interessant
gebeuren. Een soort exotische parade aan
artsen met soms karaktertrekken of ge
woontes die tot hilariteit stemden. Zo was
er een die het doktershuis zo koud vond
dat hij met een ijsmuts op naar bed ging.
Een arts van Chinese afkomst was dermate
bevreesd voor de zwarthandelaren die in
Fort Spijkerboor zaten opgesloten, dat hij
weigerde erheen te gaan en Jan alsnog
voor deze patiënten het bed uit moest ko
men. Het was dan ook wel een aparte cate
gorie met abnormale kwalen. Zo had een
van de zwarthandelaren een lepel doorge
slikt in de hoop de gevangenis uit te mo
gen. Dit waren de vermakelijke anekdoten,
maar vooral voor de artsen met een Joodse
achtergrond moet het een beproeving zijn
geweest om bij een NSB gezin in te wonen.
Zij hadden vanwege de nationaalsocialisti-
sche wetten hun praktijk moeten opgeven
en hoopten door hun waarnemerschap
nog wat te verdienen terwijl ze tegelijk
leden onder een constante zorg over hun
toekomst. De sfeer in huis was begrijpe
lijkerwijs nerveus en prikkelbaar. Vooral
met Mammie boterde het maar zelden. Zij
vond de permanente logees maar lastig en
154