het toeliet. Zeker nu ze een nieuwe Pontiac
hadden gekocht, was het leuk om er op uit
te gaan. Op een dag bezochten ze Mam
mies tante, len Blaauw, in Amsterdam.
Terwijl ze net een taartje van Holtkamps
naar binnen hapten, rinkelde de telefoon.
Het was Oma die op de kinderen paste.'De
werf staat in brand!' haar stem bibberde
en ze was nauwelijks te verstaan. Mam
mie en Jan renden meteen naar de Pontiac
en scheurden er vandoor in de richting
van West-Graftdijk. De opwinding was zo
groot geweest dat neefje Kees Blaauw ook
mee wilde rijden. Voor een keer was West-
Graftdijk opwindender dan Amsterdam.
Daar was de paniek groot. Het houten dok
tershuis stond pal naast de werf, slechts
gescheiden door de steeg. Eerst had Oma
niets gemerkt en doodgemoedereerd
'Mens erger je niet'gespeeld met Nori en
de kleintjes, toen het dienstmeisje hele
maal opgewonden de woonkamer was
binnengestormd. 'Ik zie hiernaast allemaal
rook!' Eerst was Oma een paar maal han
denwringend door het huis geschommeld
had daarbij alsmaar geroepen 'Wat moeten
we nou toch, wat moeten we nou?!'Daarna
had zij de kinderen naar de overburen (de
familie Ton) gebracht en samen met het
dienstmeisje begon ze de klerenkast van
Mammie te evacueren. Bepakt met jurken,
japonnen, peignoirs, handschoenen, man
tels, schoenen en hoeden liepen ze een
paar maal heen en weer tussen het huis
en de overburen. Toen de Mammie en Jan
over de dijk reden zagen ze van verre een
rood schijnsel dat afstak tegen de avond
lucht en vonken die de hemel in vlogen.
Ze schrokken zich rot en Jan gaf nog eens
extra gas, hij was vooral bevreesd vanwege
de twee vaten benzine die in de apotheek
lagen opgeslagen. In het centrum van het
dorp aangekomen, bleek het mee te val
len. Een van de blokken onder een boot
had vlam gevat en een beperkte brand ver
oorzaakt. Jan liep het huis van Ton binnen
om ze te bedanken voor de hulp waarbij
zijn blik viel op de berg kledingstukken -
allemaal van Mammie.'Is dat het enige dat
jullie uit het huis hebben gehaald?' Oma
knikte. Jan trok zijn wenkbrauwen op -aan
het belangrijkste had niemand gedacht-
de administratie van de praktijk.
Het huwelijk tussen workaholic Jan en
de rusteloze Mammie was al met al niet
goed te noemen. Een te groot leeftijds
verschil en ambities die te ver uit elkaar
lagen, werkte fnuikend. Jan kon zich ten
minste nog uitleven in de wereld van zijn
patiënten en de dorpsgenoten - zijn enige
echte passie. Maar op Mammie kwamen
de muren af. 'Dit gat, dit verschrikkelijke
gat,' kreunde ze steeds vaker en ze be
doelde daarmee West-Graftdijk. Ze was
ongelukkig ondanks de praktijk goed liep,
de economische crisis eindelijk wat leek af
te nemen, de oudere meiden op het punt
stonden op eigen benen te staan en Cis
en Thellie kerngezonde en blije kinderen
waren. De enige lichtpuntjes in haar leven,
zo vond zij, waren haar uitstapjes naar Am
sterdam. Daar voelde ze zich thuis, daar
keek niemand haar berispend aan als zij
met haar modieuze jurken door de straten
flaneerde. Graag memoreerde zij dit soort
uitjes, zoals die ene keer in de winter van
1939. Ze had met Ciska en Thelma de bus
naar Purmerend gepakt. Vandaar gingen
ze per tram naar Amsterdam Noord, staken
met de boot het IJ over om vervolgens in
het Noord Hollandsch Koffiehuis een klei
ne pauze in te lassen bij koffie en warme
chocolademelk met slagroom. Terwijl ze
in de richting van de Bijenkorf wandelden,
werden ze staande gehouden door een
Amerikaans toeristenpaar dat, vanwege
hun knappe verschijning, een foto van ze
maakte. Nadat Mammie bibberend in haar
veel te koude kleding voor de kamera had
145