aan de oostkant, de meestal luwe zijde van
de molen. De kamer is voorzien van een
venster.
In beide bestekken wordt in een opmerking
in de kantlijn iets gezegd over de haard
stede. De opmerking is later bijgevoegd
en betreft geen timmermanswerkzaamhe
den. De haardstede zal in het midden van
de kamer tegen de scheidingswand zijn
aangebracht. De korte opmerking maakt
melding van tegels op de vloer en gele
en groene tegels (waarschijnlijk tegen de
wand). In de schoorsteen bevindt zich een
haardijzer. Bij de haardstede kunnen Jan
IJsbrantsz. en zijn vrouw zich 's winters aan
het open vuur warmen. Tevens kan Anna
Pietersdr. daar koken. De rook ontsnapt via
een gat in het plafond. Boven dit rookgat is,
binnen in de molen op de bovenliggende
roetzolder, uit bakstenen een schoorsteen
opgemetseld.
Slapen doen Jan IJsbrantsz. en zijn vrouw
in de houten bedstee, waarvoor een wand
van de molen is ingericht. Er wordt in het
molenbestek niet gesproken over deurtjes
voor de bedstee. Op schilderijen is een
bedstee vaak voorzien van gordijnen ter
afsluiting, maar deze 'bedgordijnen' ont
breken in de inventarislijst.
Ook buiten de kamer wordt er een hou
ten vloer in de molen aangebracht. Ter
bescherming van de molenaar en zijn
vrouw wordt het wiel (het aandrijfwiel van
het scheprad) met een hek afgeschut. Ter
voorkoming van wateroverlast in de molen
is het scheprad door twee waterschermen
van het onderwiel gescheiden. Omdat de
toegang tot de molen afhankelijk is van de
stand van de wieken, is de molen voorzien
van twee buitendeuren.
Inrichting bedstee
De textielnijverheid is veelal een thuisnij-
verheid. Op houten getouwen weven de
beroepswevers gesponnen draden tot ba
nen stof met een breedte van 80 tot 90 cm.
Dit proces is erg arbeidsintensief. Daarom
is beddengoed evenals kleding van grote
waarde en wordt dus in de inventarislijst
opgenomen.
Het is opmerkelijk hoe herkenbaar het in
1646 opgesomde beddengoed is. De boe
dellijst maakt melding van: fwee bedden
mette pouluwen, vijer kussens, vijff dekens,
ses slaeplaeckens, ses kussensloopen soo
goetals quaet.
Dat er melding wordt gemaakt van twee
bedden met peluwen duidt erop dat Jan
IJsbrantsz. en zijn vrouw over twee bedste
den beschikken, hoewel in het molenbe
stek maar één bedstee genoemd wordt.
Met de bedden worden schuddebed-
den bedoeld, een soort dekbedden, waar
niet onder maar bovenop geslapen wordt
en die de hardheid van het zich daar on
derliggende stro wat verzacht. Een peluw
is een dik onderkussen, dat over de gehele
breedte van het bed onder de hoofdkus
sens wordt gelegd, zodat men bijna recht-
opzittend slaapt. De bedden, de peluwen
en de kussens zijn gemaakt van tijk. Dat
is een stevige dicht geweven linnen stof
in een speciale dichte binding. Vaak is tijk
voorzien van ingeweven strepen.
Over de vulling van bedden, peluwen en
kussens is weinig bekend. Vermoed wordt
veren en bij armere huishoudens stro. De
kussens en ook dikwijls de peluwen wor
den voorzien van een wit linnen sloop dat
met bandjes gesloten wordt. Ook de la
kens zijn van wit linnen, een materiaal dat
goed wasbaar is. Boven de lakens liggen
de dekens.
De fabricage van dekens is een stede-
93