diverse keren moet ophogen. Dat wordt
hem waarschijnlijk teveel want in het acht
ste rekeningboek (april 1641 - april 1642) is
hij werkzaam in polder E. In het negende
rekeningboek wordt hij expliciet genoemd
als molenaar in polder E. In deze molen
blijft hij wonen tot hij op 6 juni 1646 over
lijdt.
De Alkmaarse voet
De afspraken over de bouw van de molen,
de vorm en afmetingen van de diverse
onderdelen zijn vastgelegd in een bestek.
Met dit bestek in de hand kunnen de er
varen timmerlieden de molen naar de ei
sen van de opdrachtgevers maken. Er zijn
nog twee bestekken van Schermer molens
over, die wat inhoud betreft grotendeels
overeenkomen. In het bestek worden de
afmetingen van de molen genoemd: Inden
eersten sol den oennemer gehouden wesen
de molen wijt te maken vijff en dertich voet
naden streeckel te weten: te meten naden
buitencant vande stijlen.
Hier doet zich een probleem voor, om
dat 'de voet' niet overal gelijk is. Omgere
kend meet in Alkmaar de voet 0,279 cm,
in Graft 0,287 cm, in De Rijp 0,289 cm, in
Schermerhorn 0,29 cm (verder wordt naar
Graft verwezen). De Beemster hanteert de
Rijnlandse voet die 0,314 cm groot is. Deze
verschillen zijn bekend bij de opstellers van
het bestek, die uitdrukkelijk stellen dat
alle voorschreven] hout sal gemeten worden
van lanckte breete ende dicte volgens het
besteck met alckmaerse voeten ende duij-
men daer de beemster molens op gemaeckt
sijn te weten twaelfduijm een voet. In zijn in
1988 vervaardigde tekening van een Beem
ster molen rekent Jan IJsbr. Molenaar voor
de Alkmaarse voet 0,286 cm.
Hoewel aan de binnenzijde van de mo
lens in de Schermer in de loop der eeuwen
veel gewijzigd is, staan de grote opstaande
balken,'de stijlen', nog op hun oorspronke
lijke plaats. Om een juiste omrekenfactor
te krijgen voor de maten van een Scher
mer molen is in de Museummolen van
uit deze balken een meting verricht. Een
exacte meting blijkt echter niet mogelijk,
omdat de balken afgetimmerd zijn. Met
een schatting kan worden gesteld dat dia
gonaal gemeten aan de buitenzijde van de
stijlen de doorsnede ca. 1020 cm bedraagt.
Een voet is dan: 1020 35 0,291 cm. Deze
maat komt, rekening houdend met de af
ronding, meer in de richting van Schermer
horn, Graft en De Rijp. Een Alkmaarse voet
van 0,279 cm is te klein. Misschien bestaat
er in timmermanskringen een Alkmaarse
houtvoet. De opdrachtgevers nemen geen
risico Door een expliciete verwijzing naar
de Beemster molens sluiten ze ieder mis
verstand over de maatvoering uit.
Wonen in een molen
De molen waarin Jan IJsbrantsz. woont is
een achtkantige rietgedekte binnenkrui-
er, zoals deze ook nu nog in de Schermer
staan. Het grote verschil met de heden
daagse molens vormt de wijze van be
malen. Dit gebeurt van 1634 tot ongeveer
1850 met behulp van een scheprad. Dit
scheprad met aandrijfmechanisme is bin
nen in de molen geplaatst en neemt op de
begane grond meer dan de helft van het
vloeroppervlak in. De resterende ruimte is
voor toegang tot de molen en voor bewo
ning ingericht.
Hoewel in het bestek de nadruk ligt op
de technische aspecten, worden er twee
alinea's gewijd aan de kamer voor de mo
lenaar. Daaruit blijkt dat Jan IJsbrantsz. en
zijn vrouw slechts één kamer tot hun be
schikking hebben. In deze kamer moeten
zij verblijven, slapen, eten en koken. De ka-
91