waarschijnlijk in de opstalle von een koe-
huijs, dat tot de bezittingen van Jan IJs-
brantsz. behoort. Het kaasmaken gebeurt
alleen 's zomers, wanneer de koeien niet
op stal staan. Het is juni wanneer de mo
lenaar overlijdt, dus het kaasmaken is in
volle gang. Dit heeft zowel 's morgens als
's avonds plaats. Zoetemelkse kaas wordt
gemaakt van verse volle koemelk. Hoewel
er niet veel bekend is over de kaasmakerij
in de 17s eeuw is het basisprincipe al eeu
wen hetzelfde. Met behulp van de gereed
schappen genoemd in de boedelinventa
ris is hier gepoogd de werkzaamheden van
Anna Pietersdr. in beeld te brengen.
Anna Pietersdr. giet de verse melk in een
wringhtobben mette stellingh, een houten
tobbe, die op een verhoging staat. Zij voegt
stremsel bij de melk en laat deze enige tijd
afgedekt staan. De melk scheidt zich tij
dens dit proces in vaste wrongel en vloei
bare wei. Anna Pietersdr. roert het geheel
met houten nap, een wringhkop, langzaam
door, kneedt de wrongel met de hand fijn
en laat het geheel nogmaals bezinken. Dit
proces herhaalt zich totdat de wrongel een
ronde harde kluit wordt. Dan schept Anna
Pietersdr. de wei eraf en doet dit in een wei-
vat. De wringkop wordt met een gewicht
verzwaard en op de achtergebleven wron
gel gezet. Anna Pietersdr. zet de tobbe
op zijn kant en haalt de wrongel eruit. Zij
doet de wrongel in de seven kaeskoppen en
drukt de resterende wei eruit. Vervolgens
haalt zij de wrongel uit de kaaskoppen en
kruimelt deze. Bij deze werkzaamheden
zal zij wellicht enige van de drijeentwintich
stucks aerde platelen (aardewerk schotels)
gebruikt hebben. Dan stopt zij de wrongel
nogmaals in de kaaskoppen en drukt deze
voorzichtig met de hand tot een kluit: een
kaasje. Deze kaasjes haalt zij opnieuw uit
de kaaskoppen, ze wikkelt ze in een doekje
plaatst ze terug in de kaaskoppen. Het doe
ken van de kaas zorgt ervoor dat de korst
zich beter sluit. Dan zet Anna Pietersdr. de
kaaskoppen in een koes pars, waardoor de
kaasjes nog verder van het vocht ontdaan
worden.
Voor de verdere voortgang van het proces
zijn er geen aanwijzingen in de boedellijst.
Na het persen worden de kaasjes in zet
ters geplaatst en diverse malen gezouten.
Het pekelen zorgt ervoor dat de korst zich
beter sluit en de kaasjes harder aanvoelen.
De kaasjes moeten minimaal vier weken
rijpen alvorens zij verhandeld kunnen wor
den. In die vier weken moeten de kaasjes
regelmatig gekeerd worden om doorzak
ken te voorkomen.
De wei kan gebruikt worden als veevoer,
maar ook voor het bleken van linnen, 's
Winters wordt er geen kaas gemaakt. Anna
Pietersdr. verwerkt de melk dan tot boter.
Hiertoe gebruikt zij een karnvat.
Bij zowel het maken van kaas als bij de
boterbereiding moet Anna Pietersdr. zeer
schoon te werk gaan; twee wateremmers
zijn onontbeerlijk. Een deel van deze han
delingen verricht zij waarschijnlijk op een
witte vuijeren taeffel, waarvan in de inven
taris sprake is. Voor al deze handelingen,
maar ook voor huishoudelijke taken als het
opslaan en bewaren, zijn vaten en ketels
nodig. Er is sprake van vljer vaten, twee ko
peren ketels zonder dat aangegeven wordt
waar deze specifiek voor dienen. Een oudt
eijcken schabel,een bankje, zal misschien
ook in het koehuis gestaan hebben.
Overige bezittingen
Noch eenige rommelingh van kleijnder im
portantie omme de geringheijts wille nijet
waerdich te specificeren.
Het betreft hier zaken van geringe waarde,
102