Evert Foppens keet wegwerkzaamheden aan de weg ten oos ten van de Zuidervaart. Tevens reinigt en kroost hij de sloten in polder D en E. In de meeste gevallen haalt hij het geld zelf op. Totaal verdient hij die periode 509 gulden, 23 stuivers en 8 penningen. In het dertiende rekeningboek (periode april 1646 - april 1647) komen nog twee posten voor op naam van Jan IJsbrantsz. Bijl. Hij overlijdt op 6 juni 1646, maar in de periode voor zijn overlijden heeft hij nog wegwerkzaamheden verricht aan het weg gedeelte ten noorden van dAIckmaer vaert van t seggelis tot aen Schermerhom, item de Oterleeckerwech ende Rustenburgerwech, en aan de Alcmaervaert van t seggelis tot Schermerhorn, de Meningweerwech daerin begrepen, waarvoor Anna Pietersdr., nu aangeduid als weduwe van Jan IJsbrantsz. Bijl, 62 gulden ontvangt. De meeste plaatsen waar Jan IJsbrantsz. werkzaam is, zijn op de kaart van de Scher- meer terug te vinden. Alleen de ligging van Evert Foppens keet is niet duidelijk. In 1634, bij de aanvang van de droogmaking, staan er 44 keten in de Schermeer. Deze keten, waar belastingvrij bier getapt wordt, die nen als verblijfplaats voor de werklieden. Na de droogmaking blijven een paar van deze keten bestaan, die J. Belonje in zijn boek'De Schermeer 1633 - 1933'vermeldt. De naam Evert Foppen komt daar echter niet voor. In 1641/42 vult Jan IJsbrantsz. de brug bij Evert Foppen aan. In 1644/45 huurt hij een stuk ringdijk tot Evert Foppens keet. Deze keet moet dus aan de ringdijk liggen ter hoogte van een brug. Van de door Belonje genoemde resterende keten komt alleen de keet op het oosteinde van kavel 14 in polder L in aanmerking. Vanuit een in dit kavel mee ingepolderd eilandje loopt een brug naar de overzijde van de ringvaart. Deze brug is afgebeeld op de kavelkaart van Claes Jansz. Visscher uit 1635. Als de plaats van de brug op deze kaart juist is weergegeven, is het mogelijk dat de keet op kavel 14 Evert Foppens keet is. Het stuk ringdijk dat Jan IJsbrantsz. in 1644/45 huurt, ligt dan tegenover Driehuizen. Andere inkomsten en uitgaven Uit de posten in bovenstaande rekening boeken is af te leiden hoe Jan IJsbrantsz. en zijn vrouw Anna Pietersdr. hun inkomen aanvullen. De boedelinventaris uit 1646 vult deze informatie voor de situatie rond 1646 aan. Huurt Jan IJsbrantsz. in het ne en 12s re keningboek nog een stuk ringdijk van het polderbestuur, in het 13® rekeningboek komt Jan IJsbrantsz. als huurder niet meer voor. Volgens de inventarislijst heeft hij voor gehuurd land dan een schuld van 106 gulden en 12 stuivers aan Pieter Jacob Pauw, oud-burgemeester van Alkmaar. Deze is in 1646 eigenaar in de Schermer van kavel no. 7 in polder A en van kavel no. 27 en no. 28 in polder O. Een deel of één van deze kavels huurt Jan IJsbrantsz. Omdat Jan IJsbrantsz. in 1645-1646 land huurde op de ringdijk bij de Schermerweg, is het aannemelijk dat hij een kavel of kaveldeel in de polder O huurt. Hij kan dan de opstal Ie van een koe- huijs, in geval dat hij daar het jaar ervoor al over beschikte en waarvan de inventa rislijst in 1646 melding maakt, gemakkelijk verplaatsen. De afstand tot zijn molen lijkt een bezwaar. Zijn beroep als molenaar en zijn vele extra werkzaamheden nopen hem om Huijbert Adriaensz. buerman in de nieuwe bedijckte Schermeer in te huren die nog 10 gulden en 16 stuivers te goed heeft over 't weijden van des over leden s koeijen. 100

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Kroniek : Graft-de Rijp en Schermer | 2011 | | pagina 16