april 1641) brengt Jan Usbrantsz. 112 schui ten aarde van de Matten naar de polder L ter verhoging en het effenen van de kade aan de barmsloot, gevolgd door nogmaals 106 schuiten aarde. Ook brengt hij nog 18 schuiten aarde van de Matten naar zijn bovenmolen om zijn eigen molenwerf op te hogen. Daarnaast verdient hij dat jaar nog door de sloten te reinigen en te kro zen ter weerszijden van de Boeckeler ende Bloemendalerwech. Totaal verdient hij die periode 148 gulden en 16 stuivers. Molenaar in polder E Blijkbaar wordt de constante wateroverlast rond zijn molen hem toch te veel want in het achtste rekeningboek (april 1641 - april 1642) is Jan Usbrantsz. voornamelijk werk zaam in de polder E. Hij reinigt en kroost de achtertocht van de molen en de kolk- dijkslootjes. Daarnaast wordt hij ingezet bij het opdelven en het aanvullen van zijn waterloop met wier, het slechten van zijn molenwerf en het opdelven en stoppen van de polderdam. Ook vult hij de brug bij Evert Foppen aan. Zijn inkomsten lopen aanmerkelijk terug. Hij verdient die peri ode 61 gulden en 12 stuivers. Ook in het negende rekeningboek (peri ode april 1642 - april 1643) is hij werkzaam in polder E. Hij maakt daar een kade op het kerkkavel no 23 (moet waarschijnlijk 25 zijn) in de E. Dit kavel is in 1635 toegewezen aan de nog te bouwen kerk in de Schermer. In 1643 wordt dit kavel overgedaan aan de Hoornse koopman Hendrik Hudde. Tevens reinigt en kroost Jan Usbrantsz. de tochten en wegsloten in de polder E. Hij wordt hier expliciet genoemd als molenaar in de pol der E. Hij verdient die periode 57 gulden. In het tiende rekeningboek (periode april 1643 - april 1644) wordt hij ingezet bij graafwerkzaamheden in het zuidelijk deel van de Schermeer. Hij verdient 346 gulden, 6 stuivers en 8 penningen met het verdie pen van een tweede perk tochten in de polder M. Ditmaal haalt hij het geld zelf op. Daarnaast verricht hij werkzaamheden aan de weg aan de zuidzijde van de Alkmaarse- vaart van het Zeggelis tot Schermerhorn. Hij kroost en reinigt de tochten, wegsloten en kolkdijksloten in polder E. Totaal ver dient hij deze periode 421 gulden 1 stuiver en 8 penningen. Uit het elfde rekeningboek (periode april 1644 - april 1645) blijkt dat hij met de in komsten uit het vorig jaar waarschijnlijk wat vee gekocht heeft. Onder het hoofdje Ringdijck rontsom de Schermeer beginnende von Jon Boijens suijt oen betaalt hij 65 gul den landhuur over het perck von doer tot Evert Foppens keet. Hij vult zijn inkomen aan met graafwerkzaamheden in de E en het reinigen en krozen van sloten in de polder D. Hij effent en slecht de weg be noorden deAIcmoer voert van Schermerhorn tot de Oterlicker brugh met de Rustenburger ende Meningweerwech en oan de oostcont van de suijdervoert von de Alcmaervaert aff tot de Hornickervennen toe, item de Lae- nwech ende Driehuijser wech. Tevens is hij werkzaam in polder D met krozen en het reinigen van sloten en tochten. Hij haalt het geld in de meeste gevallen zelf op en verdient dat jaar 272 gulden 6 stuivers en 8 penningen. In het twaalfde rekeningboek (periode 1645 - 1646) komt Jan Usbrantsz Bijl voor onder het hoofdje 'Londen ende dijcken longes de uijtwoteringe noer nouwernae'. Hij betaalt 126 gulden aan huur voor het perck van doer tot de oostcont vont Schermerwech- gen. Ook deze periode verdient hij weer bij met graafwerkzaamheden aan de wegslo ten aan weerszijden van de Oterlekerweg en het verdiepen van de voortocht van de molen E tot de buitenvleugels van de brug over de weg. Evenals vorig jaar verricht hij 99

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Kroniek : Graft-de Rijp en Schermer | 2011 | | pagina 15