drijepaer koussen. Daarover worden schoe nen of laarzen gedragen. Er is sprake van twee poer schoenen en een paer loersen. Op zijn hoofd draagt hij een engelse muts of een ruijge muts met vilthoet. In het begin van de i7e eeuw zijn vilten hoeden met brede randen mode. De muts kan gebreid zijn geweest. Op Spitsbergen zijn gebreide mutsen gevonden met rode, blauwe en groene strepen. Vrouwenkleding Het aantal kledingsstukken, waarover An na Pietsersdr. kan beschikken, is maar heel gering. De inventarislijst meldt twee vrouwen hemden. Omdat het ondergoed betreft mogen we ervan uitgaan dat dit linnen hemden zijn. Onderbroeken worden door vrouwen niet gedragen, dus die ontbreken op de lijst. Over het hemd draagt Anna Pie- tersdr. een linnen lijfje: een Hjffgen, of on derborstrok: een groeuwe borstrock Vrouwen dragen om de hals een neus doek. In de boedelbeschrijving worden drije neusdoecken genoemd. De meeste zijn van wit linnen en vierkant. Ze worden dubbelgevouwen tot een driehoek en dan om de hals geslagen. Deze doeken moe ten de boezem aan het gezicht onttrekken en de kleding tegen het vet en vuil van de huid beschermen. De drije vrouwen rocken geven niet aan of het hier onder- of bovenrokken betreft. Onderrokken zijn vaak van wit stevig lin nen, maar bij gebrek daaraan worden ook afgedragen rokken gebruikt om warmte en volume te geven door de rokken sim pelweg over elkaar heen te dragen. Op de inventarislijst komen twee wollen schorten en drije schortekleden voor. Deze lange voorschoten worden ter bescherming van de kleding over de rok gedragen. Zij worden aan de achterzijde met bandjes vastgemaakt. Op het hoofd heeft Anna Pietersdr. een van de vijer huijven, kleine mutsjes of kapjes, die binnenshuis gedra gen worden. Een rassen manteltgen is een donkerge kleurd cape-achtig kleed. Ras is een zeer gladde gekeperde wollen stof. Schoenen en kousen worden niet genoemd. Mis schien zijn onder de bij de mannenkleding genoemde kousen en schoenen ook vrou welijke exemplaren. Inkomen Het maalloon van de molenaars in de Schermeer is vastgesteld op 100 gulden per jaar. Dit loon wordt aan de polderba zen uitbetaald, die het onder de mole naars verdelen. In 1646 wordt het jaarloon, gezien de slechte financiële positie van de polder, teruggebracht naar 80 gulden. Deze maatregel wordt een jaar later deels teruggedraaid. Om een gezin met twee kinderen te on derhouden is ongeveer30o gulden per jaar nodig. Uit de verbintenis tussen Jan IJs- brantsz. en zijn vrouw Anna Pietersdr. zijn geen kinderen voortgekomen. Wel heeft Jan IJsbrantsz. Maritgen, een dochtertje uit een eerder huwelijk, die in Egmond wordt grootgebracht. Jan IJsbrantsz. zal hebben moeten bijdragen in het onderhoud van dit kind. Vanaf 1638/1639 komt de naam Anna Pietersdr. als zijnde huijsvrou van Jan IJs brantsz. Bijl, alias Calis Jan, voor in de re keningboeken van de Schermeer. Zij haalt de betalingen op voor diverse ophoog-, graaf- en andere werkzaamheden, die Jan IJsbrantsz. naast zijn molenaarswerk heeft verricht. Deze werkzaamheden worden op naam uitbetaald. 97

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Kroniek : Graft-de Rijp en Schermer | 2011 | | pagina 13