beginnen eerst iets over de hooitijd. We hebben bij ons in de familie altijd los land gehad, dus moest alles met de praam ver voerd worden, zowel het vee, het hooi en 's winters de mest. In het hooiladen was pa een vakman. Hij keek voor over het hooi naar de snoet van de praam en richtte daar de hele lading naar. Nooit schoof er iets af of ging een praam hooi zinken vanwege het verkeerd geladen zijn, terwijl ik dit bij andere boeren vaak heb zien gebeuren. Dan was het paniek, want het verdronken hooi was haast niet meer droog te krijgen. Soms werd de hooipraam getrokken door een motorschuit, maar pa heeft het altijd met de kloet moeten doen. Eén man stond dan op de snoet met de kloet en op mm de achterkant stond op de overgestoken beun iemand met de lijn. Zo werd de hooi praam als een trekschuit voortbewogen en bij de kruispunten van de sloten en vaarten was het elke keer op- en afspringen, wat bij harde wind heel moeilijk was. Ook paard en hooibouwwerktuigen moesten per praam vervoerd worden. Dat gaf nog wel eens moeilijkheden met paarden, omdat deze vaak bang waren in de praam. Een nieuw- gekocht paard werd wel eens in de praam gelokt met een jas over z'n kop. Haalde je die jas dan later van z'n kop, dan sprong het paard soms meteen te water. Het was dan een hele toer om hem weer in de praam te krijgen. Sommige paarden bleven hun hele leven schichtig als ze per praam wer den vervoerd. Bij ons kwam deze situatie veel voor omdat pa vroeger nooit een ei gen paard heeft gehad. Hij hooide samen met zijn oom en gebruikte voor het hooien een hooitrekker. Dit waren zware belze- paarden van tuinders of akkerbouwers, die hun paarden in de voorzomer wel konden missen. Alléén voor de kost werden ze dan naar een koe-boer gestuurd om te gebrui ken in de hooibouw. Pa heeft wel eens een paard gehaald uit de Diepsmeer, waar tante vandaan komt. Zo een paard wilde wel in de praam, die was het gewend; maar kwam er een paard uit de bouwpolders, dan was het eerst een heel feest om hem het pramen te leren. Feest was het voor ons ook als kind in de hooitijd, net als nu de kinderen er graag bij zijn met hooibalen thuisrijden enzovoorts. Wat er ook wel voorkwam tijdens een warme hooitijd waren de donderbuien, die vaak's nachts op kwamen dagen. Als het hevig was, moesten we allemaal het bed uit. We gingen dan zitten op de rand van het stalletje, moe met een kussensloop vol waardevolle papieren plus geldkistje op haar schoot. De rozenkrans bidden was ook niet ongewoon op zulke momenten. Zo zaten we er voor klaar om het huis uit te springen als het door de bliksem zou worden geraakt, maar gelukkig zijn wij daarvoor altijd gespaard gebleven. Wat ook typerend was in die tijd was dat pa nooit met klok of horloge naar het land ging. Als het eterstijd of meikerstijd was, deed moe altijd de wimpel opzetten. Dit was een lange stok met een oud stuk bed denlaken er aan. Als er niemand thuis was nam pa de wekker en het geldkistje mee naar het land, natuurlijk goed opgebor- 68 i

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Kroniek : Graft-de Rijp en Schermer | 2011 | | pagina 24