De poepezakken Ja, zo noemden ze de mensen, die met ma nufacturen langs de huizen gingen. Ook opoe gingen ze niet voorbij en het gekke was ze verkochten altijd aan haar. Zij had de eigenschap om te hamsteren in lappen stof. Op het laatst kon ze zelf wel een win keltje beginnen als dat moestl Maar dat deed ze niet, ze bewaarde alles voor als haar kinderen eens zouden gaan trouwen, dan konden ze zelf hun kleren maken. Ook voor hun kinderen. Inderdaad hebben wij als kinderen ge lopen in kleren, die van de lapjes stof van opoe afkomstig waren. Ook met haar eigen kleding was ze bijzonder. Ze had prachtige kleren in de kast hangen, maar trok deze haast nooit aan. Ze was er te zuinig op. Al leen bij hoge feestdagen of bruiloft kwam ze piekfijn voor de dag. Anders liep ze meestal met ouwe kleren en opa was mak kelijk, die vond het wel goed zo. De schooljaren Zo ging het gezin van opa en opoe rond 1910 naar de school. Altijd lopen natuur lijk. Pa ging het laatst van huis en was het eerst weer thuis omdat ie altijd op een draf liep. Hij noemde dat "op een kwikkeltje". Al was hij steeds rustig, zoals we hem gekend hebben, in de schoolbanken was ie dat niet, tot ergernis van de meester. Als het te bar werd, greep die hem in z'n kraag, nam hem mee naar voren en tilde hem daarbij zo hoog op dat z'n voeten de vloer amper raakten. Dan een half uur in de hoek staan. Maar's avonds, na schooltijd, mocht pa wel eens een kaasje naar de schoolmeester of pastoor brengen. Of zij de minst bedeel den waren, betwijfel ik, maar de pastoor werd wel echt door z'n parochianen on derhouden. Kwam hij echter bij meester met een kaasje, dan was alles weer koek en ei en soms kreeg hij dan een mooi boek mee naar huis. De ziekte van tante Het leven ging zo z'n gang bij opa en opoe en de oudste twee waren al van school af. Opoe had het wel wat te druk die laatste jaren. Ze hielp nog steeds met boteren kaasmaken, wat echter ten koste ging van haar huishouden. Bovendien, ze werd al wat ouder en was nooit zo sterk geweest. Ze had de steun van haar oudste dochter nodig, maar deze steun bleef uit.Tante was effïes apart. Ze kon goed rijmen en voor dragen als ze opgewekt was. Maar vaak was ze depressief, dan zat ze stil voor zich uit te staren en was er niks met haar te be ginnen. Ze was dus geen steun voor opoe, maar een zorgenkindje. En dan werd ze op 17-jarige leeftijd nog eens getroffen door een alom heersende ziekte. Tante moest in een tentje liggen: dat wa ren houten witgeschilderde schuurtjes van 2 bij 3 meter. Ze konden worden gedraaid met de open deuren naar de zon, bij mooi weer of met de rug in de wind bij storm of's nachts. Daar heeft tante een hele tijd, dag en nacht op een ledikant, in moeten liggen om van haar ziekte af te komen. De ziekte heeft ze overwonnen, maar ze kreeg een open been. Misschien wel van wege deze ziekte? Haar been wilde maar niet genezen en de dokter stelde voor: ze moest maar eens naar het ziekenhuis. Na allerlei behandelingen in het ziekenhuis genas haar been nog niet. Opa die er wat mee an geraakte, besloot de fistelman eens te raadplegen. Als het die ziekte was, wist deze man raad. En daar ging opa, met paard en wagen, plus de fistelman naar het ziekenhuis in Alkmaar om stiekem bij tante te kijken of ze fistel had. De dekens werden 66

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Kroniek : Graft-de Rijp en Schermer | 2011 | | pagina 22