zelf ook publiceerde en die geïntrigeerd
raakte in wat dit meisje al zo jong te berde
bracht.
Zozeer dat hij besloot haar zelf in Vlis-
singen op te zoeken. Hij trof daar een
Betje aan, die net in haar geboorteplaats
een 'getekende' was geworden, want ze
had haar goede naam te grabbel gegooid
door zich door een jonge officier te laten
schaken. Het was weliswaar met een sisser
afgelopen, maar de kleine Vlissingse stads
gemeente had er geen goed woord voor
over en ze was een soort outcast gewor
den. Vooral haar oudere broer Laurens, die
een zeer rechtzinnige calvinist was, nam
het haar zeer kwalijk.
Misschien was het voor Betje een uit
komst dat de 52-jarige Wolff haar ten hu-
Betje Wolff (boven) en Aagje Deken
welijk vroeg en ze met hem mee kon naar
het verre Middenbeemster. Op 18 novem
ber 1759 trouwden ze. Het was een huwe
lijk uit wederzijds respect, kinderen kregen
ze niet. Wolff was een goedhartige en ver
draagzame man, die zijn wispelturige Betje
geen strobreed in de weg legde. Zelfs niet
toen ze gedurende een jaar of vier een flir
tation begon met een collega van hem.
In 1763 debuteerde Betje met 'Bespie
gelingen over het genoegen'. Ze viel daar
mee op, en ook met latere publikaties. Ze
trok de aandacht van Agatha Deken, die
in 1741 geboren was en als weeskind was
opgegroeid in het weeshuis De Oranje Ap
pel in Amsterdam. In 1767, toen ze 26 was,
verliet ze het weeshuis, en na verschillende
dienstbetrekkingen begon ze een koffïe-
en theewinkeltje. Ook zij ging schrijven.
Van haar hand verschenen in 1775 'Stich
telijke gedichten', die ze samen met haar
vriendin Maria Bosch had geschreven.
Deze overleed in 1773.
Niet lang daarna kwam Aagje in het ge
weer tegen publikaties van Betje. Ze had
kritiek op wat ze gelezen had en het kwam
tot een ontmoeting tussen beiden. Tijdens
dat gesprek bleken ze veel gemeenschap
pelijke raakvlakken te hebben en ze be
gonnen een briefwisseling.
In 1777 overleed dominee Wolff en dat
betekende dat Betje de pastorie moest ver
laten. Inmiddels was er een hechte vriend
schap met Aagje gegroeid en ze besloten
samen te gaan wonen. In De Rijp vonden
ze een huurhuisje, dat ze net konden beta
len, Rechtestraat nr. 40.
Daar begonnen ze voor het eerst samen
te schrijven, nadat Betje eerst nog alleen
geschreven had over het Beemster-winter-
buitenleven. Maar in 1780 verscheen hun
56
h*
W« I***-
Betje Wolff en Agatha Deken