Er kwamen echter geen andere reacties
binnen en op 14 februari 1931 besloten
dijkgraaf en heemraden een prijsopgave
te verzoeken voor schilderijen van een
vierkante meter per stuk. Secretaris J. Be-
lonje trad daarna in overleg met Colnot.
In gezelschap van dijkgraaf Kramer Glij-
nis -hij was ondertussen Couwenhoven
opgevolgd- en de polderopzichter bracht
Colnot eind maart een oriënterend bezoek
aan de Schermer. Het drietal vond toen al
enige plekken die geschikt waren om ge
schilderd te worden. Een paar dagen later
schreef Colnot aan Belonje:
Ik kan u verzekeren, dat ik over een paar pun
ten zelfs bijzonder enthousiast ben gewor
den en dat ik daardoor de overtuiging heb
gekregen, dat ik daarvan geslaagde schilde
rijen kan maken, die waarlijk verdienen voor
het nageslacht te worden vastgelegd.
In deze brief deed Colnot ook prijsopgave.
Voor één schilderij van circa 80 bij 110 cm
vroeg hij 650 gulden. Twee doeken kwa
men op 1.050 gulden, steeds inclusief pas
sende lijsten naar zijn keuze. Het dagelijks
bestuur besloot op 4 april 1931 het laatste
woord aan de hoofdingelanden te laten.
Die kwamen op 18 mei 1931 bijeen, nu
in het Alkmaarse stadhuis. Kramer Glijnis
bracht het oude voorstel-De Koning over
de molenschilderijen aan de orde. Hij ver
klaarde zelf het plan toe te juichen omdat
de schilderijen ...beteekenis als herinnering
hebben en tevens vertegenwoordigen zij een
waarde, welke blijvend is. Hoofdingeland
G. de Jongh dacht er echter anders over.
Hij vond een foto voor het nagestreefde
doel ook goed en de kosten te hoog. Bo
vendien verwachtte hij dat als men twee
of drie generaties verder was, niemand
nog herinnering aan de molens had en
ze daarom ook niet meer gemist zouden
worden. Ten slotte kon het polderhuis wel
eens afbranden en dan was de investering
die de schilderijen vertegenwoordigden
verloren.
Er ontbrandde hierna een levendige ge
dachtewisseling. P. Dekker wees erop de
ook schilderijen gewoon verzekerd kon
den worden. Bovendien was het niet on
denkbaar dat ze in de loop van de tijd in
waarde steden. M.N. de Koning zelf vond
dat de Schermer zich voor deze keer de
uitgave wel kon permitteren. De polder
stond er financieel goed voor. Bovendien
paste een en ander in de viering van het
300-jarig bestaan van de polder in 1933.
Hij wees De Jongh verder de schilderijen
in het stadhuis aan. Waarom hingen die
hier dan? Ook heemraad Govers wenste
schilderijen. De molens hadden steeds
veel aandacht getrokken, zelfs van bui
tenlanders. De Koning voerde als laatste
nog eens het woord. Hij gaf aan foto's een
armoedige daad te vinden. Dijkgraaf Kra
mer Glijnis bracht daarna het voorstel in
stemming. Het werd met 11 voor en 7 stem
men tegen aangenomen. Daarna werd er
gestemd over één of twee doeken. Met 10
tegen 8 besloot de vergadering tot twee
schilderstukken.
Waarderende woorden
Nog dezelfde i8e mei schreef Belonje aan
Colnot dat de hoofdingelanden met zijn
offerte akkoord waren. Die ging aan het
werk. Begin juni stuurde Belonje hem nog
eens een briefje. Colnot werd verzocht er
goed nota van te nemen dat er binnenkort
weer vier molens voor de sloop werden
verkocht. De Bergense kunstschilder had
de doeken half augustus gereed. Ze arri
veerden dinsdag 18 augustus in het Noor
derpolderhuis, waar ze in de herenkamer
aan weerszijden van de schouw werden
opgehangen. De volgende dag was er ver
gadering van hoofdingelanden, die werd
132