gedoopt door de leraar Albert Cornelisz. Het was tussen 1650 en 1655 toen hij zich Dirk Pietersz Hartog ging noemen. Deze Dirk Pietersz zag niets in het timmermans vak en koos een geheel ander beroep. Hij koos voor het zeemansschap. Ongetwij feld ging hij al jong ter zee, net zoals zo- velen in Noordeinde. In 1663 komen we hem voor het eerst tegen als commandeur op de walvisvaart. Tussen de jaren 1650 en 1695 komen we in totaal 8 commandeurs tegen in 't Noordeijnt, twee daarvan, Claes Cornelisz Valck en Dirck Arisz voeren daar naast ook op de vrachtvaart, de overige zes uitsluitend op de walvisvaart. Vier daarvan voeren voor reders uit de Rijp, twee voor reders uit Jisp en een voor een reder uit Amsterdam. Of Dirck Pietersz zijn eigen schip had en voor welke reder(s) hij aarde zijn we (nog) niet achtergekomen. De scheepstypen, waarmee gevaren werd, varieerden van klein tot groot een enkele boeier, buizen, gaffelschepen, gal joten en vooral fluitschepen. Het kleinste schip (een buis op de kleine vaart) mat ca 28 last, het grootste (een Oostvaarder) 250 last. Volgens een schatting mat het gros van de schepen tussen 81 en 160 last, een kleiner aantal tussen 161 en 240 last en en kele onder de 80 last (een last is ca 2 ton). De omstandigheden waaronder soms met deze schepen gevaren moest worden, zijn allesbehalve gemakkelijk te noemen. Zeker niet voor de reizen naar Groenland waar dan wel niet zozeer de gevaren van de Duinkerkers loerden, maar wel die van de vele ijsbergen. Dirk Pietersz trouwde in 1667 met Aechte Willems Krieck, dochter van Willem Jansz Krieck en Aeriantien Jacobs. In 1676 en 1678 komen we hem tegen als armevoogd. Was deze functie wel te doen als commandeur? Immers was hij in dit beroep veel en lang van huis. Het waren 'trouble teijden' we gens oorlogstijd en werd het verboden om uit te varen. Deze verboden hadden mede ten doel de walvisvangst voor het land te behouden, want buitenlandse mogend heden waren altijd begerig Nederlandse reders en walvisvaarders te lokken. De ver boden werden daarom spoedig ook in vre destijd herhaald en zal dit over deze twee jaren ook wel gebeurd zijn. Hij bleef com mandeurtot zijn overlijden in 1692 aan toe. In een notariële akte zien we staan: Op huijden den 22e julij Anno 1691 Compa reerde voor mij Ed. Meijnard Salm, notaris publique, bij den Ed. Heere van Holland gead mitteerd, ter Graft residerende, ten verstaan van den nagenoemden getuijgen, de Ed. Dirk Pietersz Hartog, buurman uit Noordeijnt, mij notaris bekend, gesont van lichamen ende verstand, staende op sijn vertrek om voor schipper ter zee te gaan.... Deze reis heeft hij echter niet meer kun nen maken, hij overleed enkele maanden later, in november, van hetzelfde jaar. Hij liet een dochter na, Aerjantje Dirks welke gehuwd was met Jan Meijertsz Matselaer en een zoon Pieter Dirksz Hartog die zich in de Rijp gevestigd had en koopman was. Hij was gehuwd met Marij Jacobs. Walvisvaart op Spitsbergen. 156

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Kroniek : Graft-de Rijp en Schermer | 2010 | | pagina 32