tt ±:^trJrrth SsV-w*-
Afbeelding uit het boek van de kerkmeester van de Gereformeerde gemeente van Graft. Hier ont
vangt Albert Arentsz een bedrag van 5 gulden, 1 stuiver en 9 centen voor timmerwerk aan het
kerkhof en het domineeshuis.
leraar van de Rijp, hun zoon Pieter Arentsz
Throon.
De zonen Albert en Pieter vinden we
vele jaren in de lidmatenlijsten. Albert
werd een succesvol zakenman -misschien
trouwde hij een vermogende vrouw? In
1710 ontving hij voor zijn gezamelijke be
zittingen in Noordeind een aanslag van
ruim 43 gulden en in 1715 -hij bezat toen
behalve zijn woonhuis, nog anderhalf
huis elders in Noordeinde en diverse per
celen land- bedroeg zijn aanslag bijna 70
gulden. Hij werd vroeg weduwnaar, werd
in 1700 vermeld als lidmaat, tezamen met
zijn dienstmaagd Trijn Meijnders en over
leed in het jaar 1719. Zijn dienstmaagd Trijn
Meijnders werd mede vernoemd in zijn
testament. Zijn totale erfenis werd in elf
delen verdeeld. Hiervan kregen IJsbrant
IJsbrantsz, Kornelis IJsbrandsz en het kind
van wijlen Trijntje IJsbrants zijnde kind en
kindskinderen van zijn overleden broer
IJsbrant Arentsz Troon, de drie kinderen
van zijn overleden zuster Marij Arents. die
gehuwd was metTeunis Gerritsz Lijnslager,
Jakob, Lijsbet en Guurtje, Maartje Pieters,
dochter van Aaltjen Pieters welke weer een
dochter was van zijn broer Pieter Albertsz.
Daarnaast dus Trijn Meijnderts en zijn
toenmalige dienstbode Jannetje Jans. Het
laatste elfde deel ging naar de Doopsge
zinde armen in 't Noordeind. Tot slot staat
nog het volgende citaat in het betreffende
testament:
Voorts verklaarde hij wel uijtdrukkelijk te be
geren, dat al het gene zijn overleden zusters
van Jakob Teunisz Cat: van hem mogte erven
nooijt aan Teunisz zal mogen in handen ko
men, nogte van hem geregeert of bestiert
veel minder tot betaling van enigen zijner
vorige schulden gebruijkt werden en dat nog
in 't geheel nog te deele, zulks ten kragtigste
verbiedende, stellende hij tot regeerders van
de goederen die gemelde Jakob Teunisz van
gemeld kind te erven de eerbare Pieter Maar-
tenszKleure, leeraarder Doopsgezinden, Kor
nelis Kat, man van de Lijsabet Teunis, beijde
wonende in 't Noordeijndezodanig in alles
zullen regeren en behandelen als zijlieden
raadzaam oordelen zodat zijlieden niet al
leen de renten, maar ook de gehele hooftzom
tot zijn bestaan, indien 'tleijfregt werd, zullen
mogen laten in en opteren op zulk een tijd en
wijze als zijlieden zullen goedvinden, zonder
iemands bemoejenis, op of tegenspraak. Nog
verklaarde hij wel duijdelijk te begeren, dat al
het gene zijn dienstbode Jannetje Jans van
hem komt te erven, geenzints of in 't geheel
nog ten delen zal mogen komen onder de be
stieringen veel minder in den eijgendom van
armenvoogden van Grootschermer welke hij
tot voogden en regeerders der goederen, die
zij van hem komt te erven, te noemen en stel
len de eerwaarde Jan Bosch, regerend en Jan
Neijer oud schepen en beijde vroedschappen
in 't Noordeijnt, omme gedurende de min
derjarigheid van zijn genoemde dienstbood
alles daaromtrent te doen en verrigten wat
dienstig zal zijn en dezelve jannetje Jans
mondig werdende, de gezeijde goederen aan
haar zelfe ter hand stellen.
De laatste zoon van Pieter Albertsz was
Dirk Pietersz. (1638-1691) Hij werd in 1659
155