De oudste zoon was Jan Pietersz (1620- 1667). Van hem zijn we er kortgeleden achtergekomen dat hij een zoon was van Pieter Albertsz. Dus is er over hem nog niet zoveel bekend. Wel dat hij op 28 februari 1660 in het huwelijk trad (als weduwnaar) met Neel Pieters, zij was afkomstig uit de Rijp. Hij was dus reeds eerder gehuwd ech ter, de trouwboeken van Graft nemen een aanvang in 1656 en een eerder huwelijk van hem staat hierin niet vermeld. Zoals reeds vermeld is Jan Pietersz overleden in 1667, slechts 47 jaren oud. Zijn vrouw Neel Pieters is vóór 1680 overleden, een minder jarig kind achterlatende waar Jan Pietersz broer Dirk Pietersz de voogdij over kreeg tezamen met Claas Cornelisz Valck. De tweede zoon was Arent Pietersz (1622- 1694)- Deze Arent Pietersz trad in de voet sporen van zijn vader, hij werd eveneens timmerman en ook hij was doopsgezind. In het Kerckboek van de doopsgezinde ge meente, welke een aanvang neemt in 1655 zien we op de eerste pagina staan: Wij sijn van voornemens in dit boek te be schrijven de saecken betreffende onse ge meente in 't Noordeijnt namen, 't getal van d elitmaten der selver alle resolutien, ordon nantiën, alles dat in de selve gemeente soude mogen voorvallen en voor 't noteren waar- digh is op dat van alles goede notitie mach gehouden werden en neemt dit boeck sijn begin van den jare onses heeren 1655. Sijnde leraren van de selve gemeente Willem Jacobsz Arent Pietersz Albert Cornelisz Zo zien we dus dat hij, naast timmerman, ook leraar was van de doopsgezinde ge meente van Noordeinde. Arent Pietersz was gehuwd met zijn buurmeisje van twee huizen verder aan de Hoge Zij. Daar woonde (bij nummer 13) in de jaren 1640 en in het begin van de jaren 1650 het gezin IJsbrand Teunisz, een vrij welgesteld man, naar het schijnt afkomstig uit de Rijp, waar hij in 1640 nog bezittingen had. Met hun dochter Maertjen IJsbrands. In 1648 komen we Arent Pietersz voor het eerst tegen als belastingplichtige, toen nog wonend bij zijn ouders, maar in 1652 verhuisde hij naar het huis van zijn grootvader waar hij bleef wonen tot zijn dood op 25 september 1694, 8 dagen na zijn laatste preekbeurt in de Rijp. Tussen 1650 en 1655 werd hij bekend als Arent Pietersz Throon (of Troon). Deze toevoeging kwamen we reeds eerder te gen, namelijk bij zijn vader als rooimeester in 1622 en 1623. Het vermoeden bestaat dat deze toevoeging iet te maken heeft met zijn geloof. Spreekt men niet van 'de Troon des Heeren'? Als leraar van de doopsge zinde gemeente zal hij ongetwijfeld een zeer gelovig en toegewijd persoon zijn geweest. Daarnaast tevens een bekwaam persoon op het timmermansgebied en een man van aanzien, hij werd tot 6 maal toe gekozen voor het ambt van weesmees ter en bekleede tot kort voor zijn dood de functie van rooimeester (voor het eerst in 1653 en tussen dat jaar en 1690 in totaal 31 jaren waarvan vier jaar in combinatie met het ambt van weesmeester). Bij de stichting van de Noordeinder Doopsgezinde gemeente in het jaar 1655 zal hij omstreeks 33 jaren oud zijn geweest. Hij bediende er in de jaren 1655 tot en met 1693 zestien maal het avondmaal en deed dat in de Rijp in de jaren 1668 tot 1688 der tien keer. Hij roept een beeld op van een sober, toegewijd en gezaghebbend leraar. Arent en Maertje hadden 5 kinderen. In 1670 doopte, blijkens het Kerckenboeck, Arent hun zoon IJsbrant Arentsz Throon, in 1676 hun zoon Albert Arentsz Throon, in 1679 hun dochter Jantjen Arents en in 1685 doopte Engel Arentsz van Doorgeest, de 154

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Kroniek : Graft-de Rijp en Schermer | 2010 | | pagina 30