waar nog een restant Egmonder monniken verbleven die zich hadden afgescheiden van de abdij, maar die wel te gehoorzamen hadden aan de Egmonder abt. Het groepje was door ziekte en dood uitgedund tot een vijftal monniken en hun prior, Van Craling- hen, was oud en kinds geworden. Meinard verbleef tot 1509 als gedelegeerde van zijn abt op Ypelaer. In 1509, acht jaar na zijn intreden in de monniker gemeenschap zou hij op 10 no vember 1509 onder de moeilijke omstan digheden van brand en overstroming tot abt worden gekozen. Het was sinds lang de eerste abts keuze die niet voortkwam uit intrige en gekonkel. De bevestiging van deze keuze door de paus in Rome kwam dan ook relatiefsnel af. Op 17 maart (passie zondag) 1510 werd Meinard tot abt gewijd in het cisterciënzer klooster te Antwerpen en een week later (palmzondag) werd hij feestelijk te Egmond ingehaald. Hij zou 17 jaar abt zijn, tot zijn dood in 1526. Meinard schijnt in Leuven gestudeerd te hebben en hij stond bekend als humanist en bevorderaar van wetenschappelijk on derzoek. Hij wordt ook in een brief aan Erasmus beschreven als een vroom man. Zijn rechterhand, Boudewijn van Den Haag, heeft een collectie oorkonden, kro nieken en lijsten aangelegd, waardoor veel historische gegevens bewaard zijn geble ven. Meinard Man heeft voor zijn tijd veel gereisd. Dat was allemaal niet makkelijk en zeker niet zonder risico. Hij studeerde in Leuven, reisde naar Breda, visiteert voor 1510 een klooster in Mons te Henegouwen (Wallonië) Hij is aanwezig op het kapittel in Mainz (1513) en excuseert zich voor het kapittel in Stavoren, wegens de gevaarlijke reis door het graafschap Gelre. Meinard Man heeft het sterk groeien de klooster ook kunnen uitbreiden met nieuwe vleugels en de slotkerk verkreeg gebrandschilderde ramen. Die zullen on getwijfeld verwant zijn geweest met de Goudse glazen uit diezelfde periode. Tegenslag kende Meinard ook. In 1516 werd een monnik met een wat wispeltu rige levenswandel, besmet met de pest, maar die verzweeg dat voor zijn mede broeders. Het gevolg was verschrikkelijk. In korte tijd stierven bijna tien monniken, waaronder enkele jongeren. Het jaar daarop werd de abdij (net als vele dorpen in Noord-Holland) bezocht door de Gelderse bendes: brand en roof. Gelukkig had de abt de voornaamste reli kwieën en kostbaarheden met vier wagens naar Leiden kunnen transporteren. De opvolging van Meinard was lastig. Binnen de Egmonder gemeenschap wa ren enkele monniken uit Gelre die hoge ogen zouden gooien, maar dat zou zeker op weerstand stuiten van de regering van Karei V, die vertegenwoordigd werd door de landvoogdes Margaretha. Meinard die dat voorzag vroeg in 1526 om een hulpabt (coadjutor) en stelde Willem van der Goes voor. Dat was in de ogen van de landvoog des een acceptabele figuur en na raadple ging van de Raad van Holland besloot zij zonder ruggespraak met Karei V, de be noeming te bekrachtigen. Vlak daarvoor of daarna stierf de voormalige pastoor van Graft. Vervolgens werd Willem van der Goes met een neuslengte verschil ten opzichte van de Geldersman Placidus van Westfalen verkozen tot abt. De waarheid is dat de keuze werd doorgedrukt door de landvoogdes die het klooster eenvou dig als enige kandidaat Willem van der Goes voorstelde. Het kapittel kon rustig kiezen, als de uitkomst maar vast lag. En zo geschiedde. Hij zou abt blijven tot 1559. Dertien jaar later zou de abdij door Sonoy worden verwoest. Herman Meddens 120

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Kroniek : Graft-de Rijp en Schermer | 2010 | | pagina 60