Lezing door Han van Zwet
DE NOORD-HOLLANDSE BEDIJKINGEN IN DE GOUDEN EEUW,
AANPAK, KOSTEN EN BATEN
Woensdag 14 april 2010 na de Algemene Verg adering
20.45 uur in het Rijper Huis.
In de eerste helft van de zeventiende eeuw
maakten de inwoners van Noord-Holland
een einde aan een eeuwenlange periode
van wateroverlast door bedijking van een
aantal slikken en schorren langs de West-
friese Omringdijk en droogmaking van de
grote binnenlandse meren. In april 2006
vertelde Han van Zwet in zijn lezing, aan
sluitend aan de jaarvergadering van de
OHV, al het één en ander over de bij de
bedijkingen gevolgde aanpak. Ondertus
sen heeft hij zijn onderzoek voltooid en
de resultaten daarvan vastgelegd in het
onlangs verschenen boek Lofwaerdighe
dijckagies en miserabele polders.
Na de komende Algemene Vergadering
maakt hij ons deelgenoot van zijn meest
recente bevindingen. Aan de orde komen
dit keer niet alleen de organisatorische
problemen waar de bedijkers tegen aanlie
pen, maar ook allerlei financiële aspecten.
Hoeveel geld was er met deze projecten
gemoeid, hoe financierden de bedijkers
de uitgaven en waarom liepen de bedij-
kingskosten van polder tot polder zo sterk
uiteen. Aan de hand van de verkregen re
sultaten wordt ook duidelijk welke rende
menten de deelnemers bij de diverse be
dijkingen behaalden. Dat de investeerders
lang niet overal aan hun trekken kwamen,
wordt al weerspiegeld in de titel van het
boek.
De presentatie eindigt met een be
schrijving van de achtergrond van de in
vesteerders. In de verschillende polders
vinden we een sterk wisselend beeld. Dat
had waarschijnlijk te maken met de grote
belangstelling voor financiële deelname
aan de bedijkingen. Dankzij de grote vraag
naar participaties konden de bedijkers het
zich veroorloven bij toewijzing voorrang te
geven aan invloedrijke bestuurders, liefst
uit eigen kring, wier steun zij goed kon
den gebruiken. Amsterdamse kooplieden
en regenten speelden vrijwel overal een
belangrijke rol, maar zij waren lang niet
overal dominant. Soms namen regenten
uit Alkmaar of leden van de gewestelijke
bestuursorganen in Den Haag het voor
touw. Tenslotte wordt nog kort ingegaan
op de motieven van de geldschieters.
Han van Zwet
4