hadden gezeten. Van oude funderingen is bekend dat zij ondergronds steeds breder werden, de muren werden om de paar la gen metselwerk steeds één steen dikker, een halve steen aan iedere zijde. Deze ver snijdingen (uitdijend metselwerk) waren bij de Grafter kerk ook te zien doch dit wa ren versnijdingen met facetstenen, stenen met een schuine hoek. Dit werd niet on dergronds gedaan maar was als verfraaiing bedoeld, dus bovengronds. Maar ook werd een zandstenen deurdrempel in de noord muur ondergronds aangetroffen, waaruit het vloerniveau van de vroegere kerk mag worden afgeleid. Gemeten naar het niveau van de Raadhuisstraat bleek dat er zeker 65 cm was opgehoogd over een oppervlakte van ca. 2000 m2 (binnen en buiten de kerk). Het zou betekenen dat er ongeveer 3 m3 zand per vletje werd aangevoerd en vol gens de Memorie kostte zo'n vletje zand 21 tot 22 stuivers. Na het aanleveren door de schippers moest het zand ter bestemde plekke wor den gekruid, hetgeen 110 mandagen verg de. Men versleet slechts twee kruiwagens en een schop. Dat betekende dat iedere man 12 m3 per dag verwerkte en wel voor fl. 1,-,- per dag! De werkdagen duurde toen wel langer maar dan blijft het nog een res pectabele hoop zand om weg te werken. Ook werden 100 vletten de kerk ingereden, niet alleen om op gelijk niveau te komen maar ook omdat het graven van een graf in zand nu eenmaal gemakkelijker gaat. Bij een recente grondboring op de huidige vloer bleek ruim twee meter zand onder de zerken te liggen. Dus het begraven in zand was daarvoor ook al populair. Om de zaak daarbinnen op te hogen moesten de zerken opzij maar dat was geen probleem want van een herschikking was al sprake door de vergroting van de vloer. Het gaat nu duidelijk om een stenen kerk want ook stenen werden aangevoerd. Want op de 11 juli 1633 ging Mieus Cornelisz. naar de steenhouwer Pieter van Delft in Amster dam om te spreken over de nieuwe drem pel van de eerder omschreven noorder deur. Niet alleen de drempel maar ook tal van'stienen'worden van de'stien houwer' betrokken. Er werd een forse rekening be taald aan de steenhouwer, niet alleen voor vernieuwing van een aantal zerken maar ook het bijhakken van de oude stenen om deze weer in het gelid te krijgen. Eén keer gaat de Memorieovereen'serck' die per ongeluk bij de kerk in Noordeinde was bezorgd, maar besluit met de opmer king op een aangespeld briefje: Den kerck het on stiennen gehadt tebetaellen alles som men fl 1082-5-0 hier tegen had den kerck 78 graven wijt gewonnne soo goedt als kwaedt waeraf3 of 4 met slechte steennen beset, zo dat mag worden verondersteld dat de ste nen als zerken mogen worden aangemerkt en de ophoging louter en alleen ging om, rond en in de kerk, meer mensen te kun nen begraven en daarmee ook boven het grondwater te blijven. Met het verhogen van de vloer moest ook meer de hoogte in gewerkt worden. Muren moesten worden verhoogd en het dak opgetild. Bij onderzoek van de fundering tijdens de laatste wereldoorlog bleken geen extra voorzieningen voor het zwaarder worden van de muren te zijn getroffen. Terug naar de kaarten van Stierp en Leeghwater. Bei den tekenen een kerk zonder steunberen en een vergroting aan het middenschip, bekend als 'gereduceerde westerblokken'. Met het eigenlijke westerblok wordt het dunne middenschip richting het westen bedoeld omdat het koor meestal naar het oosten was gericht. Het geeft de indruk van een tijdelijk tussenvoegsel maar is vaak als zodanig opgezet, om het koor met zijn al taar een verheven indruk te geven. Er zijn in de omgeving nog enkele voorbeelden van gereduceerde westerblokken voor- 13

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Kroniek : Graft-de Rijp en Schermer | 2010 | | pagina 13