m
Een impressie van de
west en zuidgevel van
een Romaans stenen
zaalkerkje, wellicht
met de eerder ge
noemde toren maar
dan verhoogd. De
voorloper op de teke
ningen van Stierp en
Leeghwater.
kant Pieter Hendriks in 1574 zou wel eens
beroepen kunnen zijn in een stenen ge
bouw. Beelden van dit kerkje zijn er niet
maar kunnen worden herleid uit de eerste
afbeeldingen van de kerk. Claes Vastersz.
Stierp (1615-1685) tekende in 1648 de kaart
van de Noordeindermeer met daarop aan
gegeven het dorp Graft. Leeghwater (1575-
1650) nam in 1649 een kaartje van Graft op
in zijn Chronyke. Op beide kaarten staat
de kerk van Graft getekend met Romaanse
trekjes, welke qua vorm niet veel van el
kaar verschillen als men de peerspits op
het prentje van Leeghwater wegdenkt. Het
is heel goed mogelijk dat eerst een stenen
middenschip tegen de stenen toren is ge
bouwd welke tot 1633 zou hebben gediend
als onderkomen van Roomse Grafters.
De stenen kerk van 1633
In de i7e eeuw verschijnen de eerste af
beeldingen van de kerk en zijn er ge
schriften die de kerk afmetingen geeft.
De kerk werd weer eens vergroot want
het aantal kerkgangers groeiden. De uit
breiding betrof nu een koor en werd als
zodanig in 1648 getekend door Stierp en
in 1649 door Leeghwater. Was dat de kerk
van 1633? Want in dat jaar maakte Mieus
Cornelisz., lid van de Grafter vroedschap,
niet alleen de nieuwe lijst van het osterende
van de kerck van het middelperec op, maar
ook een Memorie van het geenne dat ick
verschiet over het verhogen van den gere-
vermeerde kercke tot graft in het jaer 1633.
De 'nieuwe lijst' hield een herschikking in
van de grafzerken waaruit was op te ma
ken hoeveel zerken er waren en waar die
lagen waardoor het mogelijk werd om een
reconstructie van de oorspronkelijke zer-
kenvloerte maken.
Maar naast het feit dat de kerk in omvang
in oostelijke richting werd uitgebreid werd
in hetzelfde jaar ook de zaak verhoogd. De
omschrijving van de verhoging betrof de
verhoging van de vloer en de grond erom
heen en begon op 1 juli 1633 en liet niet al
leen de hoeveelheid van 438 vletten lezen
maar ook dat het om zand ging. Zand lag
hier niet voor het opscheppen en moest
toch dicht bij de duinen worden gezocht.
Met een droogvallende Schermer was dat
bepaald geen sinecure. Enerzijds bete
kende dat omvaren maar anderzijds waren
de nieuwe ringvaarten beter te bevaren
met de kleine vletjes. Hoe klein de houten
vletjes waren kan worden teruggerekend.
Bij de laatste restauratie kwamen onder
gronds versnijdingen in het metselwerk
aan het licht welke voordien bovengronds
12