vrijdag langs met eieren. En met deze vijf
is het verhaal wat venters betreft, wel zo'n
beetje verteld.
Echter, in de jaren voor en na WO II was
dat heel anders: er waren alleen al 5 of 6
bakkers die elkaar voor de voeten liepen,
om maar niet te spreken van de groente-
venters, melkboeren en slagers. Er was dus
keuze te over en allemaal probeerden ze
een graantje mee te pikken.
Vooral als ondernemer voelde men zich
verplicht om bij iedereen wat te kopen,
want ze kochten immers ook bij jou. Dit
werd nog ingewikkelder als het ging om
kopen bij roomse en protestantse onder
nemers. Financiële speelruimte was er vaak
niet en om iedereen 'te vriend' te houden
kocht men zoveel weken bij de ene, en zo
veel weken bij de andere.
Ook kinderen werden soms geïnstrueerd
vooral geen ruzie te maken met kinderen
van een roomse of protestantse onderne
mer. Ook dat kon klanten kosten.
Het was zelfs zo dat, nadat schipper
Visser terrein begon te verliezen aan de
vrachtauto, men van twee verschillende
vrachtrijders gebruik maakte: Beumer voor
de katholieken en de Boer voor de protes
tantse tuinders. Tegenwoordig moeilijk
voor te stellen, maar de zogenaamde ver
zuiling was ook in een dorpje als De Rijp
heel duidelijk merkbaar.
Nu toch de venters ter sprake zijn geko
men: waar we nu zijn aanbe
land, dat was een venter bij uit
stek. Ik heb het over Correman
Alles op Venbuurt nummer 10.
Correman - eigenlijk heette hij
gewoon Cor - had een verfijn
de handelsgeest die hij voor
namelijk aanwendde bij de
handel in groente en fruit. De
'Rode Bietenkoning' werd hij
ook wel genoemd. Hij was een
kleine, gezette man met haar
dat achterover gehouden werd
door een flinke lik Brylcream.
Op zijn neus stond een bril met
zwaar montuur en hij stotterde
een beetje. Correman had al
tijd een Gladstone-sigaret in de
brand waarvan hij de askegel
steevast aftikte in het linker- of
rechterborstzakje van zijn over
hemd.
Eerst verbouwde hij zelf
groente op een akker ergens
aan de rechterkant van de
Melkventer H. Marrees op de
Buurtjes in 1957
187