tiger leven. Dat is waarschijnlijk ook de re
den geweest dat Jacob en Maartje op de
molen kwamen en zijn vader met Aaltje en
de landbouwer Ferdinand meeging naar
de net drooggevallen Haarlemmermeer.
Op vrijdag 16 maart 1866 overleed vader
'Bankeris' Hoek op nummer 568 in de Haar
lemmermeer.
Jacob was dus molenaar geworden van
molen A, maar zou dat niet lang blijven. Al
les leek erop dat hij niet voor een betere
verwachting van een kerkelijk leven Ne
derland zou verlaten. Nee, hij had dat ge
ploeter van zijn vader, voor nog steeds het
zelfde traktement, van nabij meegemaakt
en voor zichzelf uitgemaakt dat dit niet be
paald zijn levensdoel moest worden. Ook
het molenaarsbestaan begon te wankelen.
Geruime tijd werd er al gesproken om de
schepraderen te vervangen door vijzels,
wat al bij enige molens was gebeurd. De
opvoerhoogte van de vijzels was groter,
hetgeen een gevaar betekende voor de
laagst gelegen poldermolens, die daarmee
overbodig zouden worden. Bovendien wa
ren de stoomgemalen in opkomst, waar
van men zei dat het alle molens overbodig
zou maken. Geen goede vooruitzichten
voor het jonge paar die op 28 juni al hun
eerste zoon Bancras kregen, gevolgd door
Trijntje op 6 juni 1853 en Dirk op 11 oktober
1854. Kleine Dirk stierf het jaar daarop op
27 maart. De maat was kennelijk vol voor
het kleine gezin die al spoedig begon te
informeren naar andere bestaansmogelijk
heden. Het gedoe van zijn zwager Ferdi
nand in de zware klei van de nieuwe Haar
lemmermeer trok hem kennelijk ook niet
aan en met de nodige onlusten in Europa
werd uiteindelijk besloten om te gaan emi
greren. Naar Amerika want dat werd alom
aangeprezen als het land waar dromen
werkelijkheid werden.
Jacob Hoek emigreert naar Verenig
de Staten van Amerika
Natuurlijk gingen ze niet van de ene dag
op de andere want de kosten van een en
kele reis Rotterdam - New York waren nog
altijd 30 gulden per persoon, toentertijd
zo'n 3 maandlonen. Voor zover is na te
gaan hebben andere familieleden van Ja
cob of Maartje nimmer deze stap gezet,
dus zij hadden geen opvangadres in den
De haven van Rotterdam in 1846
141