scheidenen met de dolerenden. De Ge
reformeerde Kerken in Nederland (GKN)
ontstonden. Nog wel met twee verschil
lende intellectuele centra: Kampen voor
de afgescheidenen en de VU voor de do
lerenden.36
Ook na de exodus van de neocalvinis-
ten onder leiding van Kuyper bleef de
Hervormde kerk het moeilijk houden. Er
bestond al een groep aangevoerd door de
hoogleraar Philippus Jacobus Hoedemaker
(1839-1910) (de'confessionele hervormden',
met idealen voor een volkskerk), wiens
gedachtegoed uiteindelijk leidde tot de
oprichting van de CHU in 1908. Verder de
orthodoxe hervormden die zich in 1906
verenigden in de Gereformeerde Bond. De
Hervormde Kerk moest worden 'opgericht
uit haar diepe val'.37
Tenslotte waren er degenen die later als
'bevindelijk gereformeerden' bekend zou
den komen te staan. Zij hadden afstand
genomen van Kuypers neocalvinistisch zuil
en een flink deel was de Hervormde Kerk
trouw gebleven bij de Afscheiding van
1834. Kenmerkend voor deze groep was de
geestelijke oriëntatie op de teloorgegane
'vaderlandse kerk' uit de tijd van de repu
bliek. In die kerk hadden de predikanten
gestaan die ze als 'oude schrijvers' in ere
hielden. Zij luisterden niet alleen naar pre
dikanten, maar ook naar 'oefenaars' of le
kenpredikers die het Woord toepasten. Dat
kon in kerkdiensten en gezelschappen. De
bevindelijken waren merendeels plattelan
ders, sterk verbonden met lokale tradities.
De snelle maatschappelijke veranderingen
zagen ze vooral als een bedreiging van
hun culturele erfenis. De bevindelijken lie
ten zich niet meenemen in de emancipa
tiebeweging der'kleine luyden', het waren
meer'stille luyden', die niet meededen aan
de neo-gereformeerde verovering van de
wereld.38
Een belangrijk man voor
de bevindelijken
Gerrit Hendrik Kersten (1882-1948) zou
een belangrijke rol onder de bevindelij
ken gaan vervullen. Een oud-onderwijzer
met een groot organisatorisch talent. Hij
was van mening dat de uitverkiezing in
een persoonlijk bekeringsproces tot uit
drukking moest komen, in strijd met Kuy
pers leer van de wedergeboorte. Kersten
stichtte in 1907 een kerkverband waarin
de meeste ledeboerianen en overgeble
ven kruisgezinden hun plaats vonden: de
Gereformeerde Gemeenten.35 De Lede
boerianen, die niet met de fusie van 1869
meegegaan waren, vormden toen de Oud-
Gereformeerde gemeenten. Ze fuseerden
in 1948 met het in 1922 gestichte federa
tieve verband der Oud-Gereformeerde
Gemeenten tot de Oud-Gereformeerde
Gemeenten in Nederland. Vier achterge
bleven gemeenten traden in 1959 alsnog
toe.40 In 1966 ontstonden nog de Vrije
(oud) Gereformeerde Gemeenten (in 2006
5000 leden). Zij hadden bezwaar tegen de
nadruk op zondekennis en legde meer de
nadruk op de verzoeningsleer. Het'oud'lie
ten ze later weg. Het woord 'vrij' wordt ge
bruikt omdat ze zich georganiseerd heb
ben en geen gezag van synode of classis
kennen.41 In de schema's staat deze richting
niet vermeld.
In 1927 kregen de Gereformeerde Ge
meenten in Rotterdam hun eigen Theolo
gische School. Kersten beperkte zich niet
tot het kerkelijk terrein. In 1918 richtte hij
de Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP)
op, waarvoor hij in 1922 in de Tweede Ka
mer kwam. De SGP kent een 'theocratisch'
ideaal, liet, anders dan Kuyper, de anti
roomse passage uit artikel 36 van de Ne
derlandse Geloofsbelijdenis niet schrap
pen en sloot tot voor kort vrouwen uit van
het partijlidmaatschap.47
120