te zien. Onder andere in het westen van de
Republiek. Het was de belangrijkste peri
ode wat dat betreft.
De verbetering van de wegen was van
groot belang voor de steden, de stad moest
bereikbaar zijn. Maar ook de boeren waren
er zeer bij gebaat. Een slechtere economie
werd weerspiegeld in lege trekschuiten.
Tweehonderd jaar van 1660 tot ongeveer
1860 heeft de trekschuit gefunctioneerd
voor het reizigersvervoer. Het vrachtver
voer per trekschuit ging toen nog gewoon
door.
In Amsterdam startte men bij de Nieuwe
Stadsherberg (op de plaats van het hui
dige Centraal Station). Met een zeilschuit
voer men over het Y en vanaf het Tolhuis
trok een paard de zeilschuit naar Buiksloot.
In Buiksloot was de vertrekplaats voor de
trekschuit tegenover een soort herberg
annex postkantoor. De tocht ging daarna
naar Purmerend. Als je door wilde naar Mid-
denbeemster moest je de stad door om de
trekschuit naar het noorden te bereiken.
Het trekschuitbedrijf. In de Waterlandse
trekschuiten mochten geen vracht, kippen
en geiten en dergelijke worden vervoerd.
Ze waren bedoeld voor reizigersvervoer.
Ongeveer 20 personen konden een plaats
vinden in de schuiten, die stipt op tijd voe
ren. Zeven keer per dag van Amsterdam
naar Hoorn en zeven keer terug, met een
snelheid van zeven km per uur.
Voor de schipper was het een riskant
beroep. Er viel al snel geen droog brood te
verdienen. En het was een 'slaafsch en on
gezond bedrijf'. Desondanks was het echt
een beroep met een zekere standing. Er
golden strenge regels voor de schippers,
vastgelegd in 'ordonnanties'. Een boete
van dertig stuivers voor een schipper die
een ander met zijn schuit liet varen. Als een
schipper op dronkenschap werd betrapt
kreeg hij een vaarverbod en een boete van
drie guldens. Een dronken knecht moest
de helft van dat bedrag betalen.
Het reisgemak? ledereen die het reizen
per trekschuit beschrijft is enthousiast. Ge-
'Bij de Nieuwe Stadsherberg';, Ludolf Bakhuizen, 1698 (verzameling Van Eeghen)
Uit: John Dehé, 'Een slaafsch en ongezond bedrijf'
79