Het verhaal van drie generaties Los:
DE LEERHOEVE
Aan het eind van de negentiende eeuw
groeide de bevolking van Nederland, en
daarmee de vraag naar melk en melk
producten. De boeren konden aan de stij
gende vraag voldoen door meer koeien te
houden en door die koeien meer melk te
laten produceren. Dat kon alleen door de
koeien extra krachtig voer te geven.
Hierbij waren de boeren individueel
afhankelijk van handelaren, een af
hankelijkheid die hen kwetsbaar kon
maken. In de loop der jaren waren de
boeren - na veel aanvankelijke weerzin -
eraan gewend geraakt om samen te wer
ken in coöperaties. Ze besloten dat ge
zamenlijk veevoer inkopen voordeel kon
bieden: grotere schaal, betere controle op
de kwaliteit. Met dit doel werd in 1903
De Leerhoeve opgericht in Alphen aan
de Rijn. In 1907 kwam er een filiaal in
Schermerhorn.
Jaap Los in Schermerhorn vertelt over
de geschiedenis van De Leerhoeve. Het
is zijn eigen verhaal, maar ook dat van
zijn grootvader en vader.
De handel in veevoer
Het boerenbedrijf veranderde aan het
begin van de twintigste eeuw jaren
sterk. De zuivelbereiding, die van ouds
her op de boerderij plaatsvond, werd
meer en meer geïndustrialiseerd. Eerst
kwamen er kleine zuivelfabriekjes, die
allengs groter werden. De behoefte aan
meer controle op de kwaliteit van de
zuivelproductie groeide.
Er kwamen meer koeien op het land
en de koeien gingen meer melk geven.
De melkproductie kon alleen hoog blij
ven met extra voer dat bovendien van
goede kwaliteit moest zijn. De voeder
productie kwam in handen van indus
triële bedrijven zoals De Leerhoeve.
Een deel van het veevoer was afkomstig
van andere industrieën, zoals fabrieken
die suiker en mais verwerkten. Bij de
suikerproductie blijft melasse en bie-
tenpulp over. Melasse of molasse is een
stroopachtig bijproduct van de produc
tie van suiker uit suikerriet of suiker
bieten. Melasse bevat ongeveer 50% sui
ker, maar is door de aanwezigheid van
sommige andere stoffen in onbewerkte
toestand voor mensen ongenietbaar.
Voor veevoer is het wel geschikt. Pers-
pulp ontstaat tijdens de verwerking van
suikerbieten tot suiker. Het bestaat uit
het uitgeperste snijdsel van suikerbie
ten, nadat de suiker grotendeels verwij
derd is.
Andere grondstoffen voor veevoer
zijn restanten van de verwerking van
aardappelen en lijnzaad. Als de lijn
olie uit het lijnzaad is gepers, blijven
er lijnzaadschilfers over. De Leerhoeve
kocht zelf ook wel lijnzaad, perste het
en verwerkte de schilfers in wintervoer.
Voordat het inkuilen van gras populair
werd, was dit het enige wintervoer.
Andere bestanddelen van veevoer
kwamen en komen van verder weg. Het
gaat dan om bijvoorbeeld mais, tapioca,
kokosmeel en grondnotenmeel. Tapioca
wordt gemaakt van bewerkte en ge
droogde cassavewortel (maniokwortel).
De Cassave- of maniokwortel komt voor
al uit Afrika en Zuid-Amerika. De plant
bevat veel zetmeel en is erg voedzaam,
maar bevat ook blauwzuur. Dat moet
er eerst 'uit worden gewassen'. Tapioca
werd populair toen de import van graan
werd belast. Kokosmeel is het gemalen
18