huwelijk kreeg zij zes kinderen: Romcke,
Keympe, Haye, Ael, Eelck en Reynera.
Haar dochter Eelck Jelmera noemde
zich, net zoals haar moe
der, Heringa. Zij huwde
Wigle Riencks Camstra.
De zoon uit dit huwelijk,
Soscker Camstra erfde
het onroerend goed van
zijn grootmoeder.
Soscker Camstra voeg
de net zoals zijn moeder
en grootmoeder Heringa
toe aan zijn naam. Hij
was gehuwd met Tyets
Oenesdr. van Juwsma.
Bij zijn overlijden in 1523
erfde zijn zoon Eelcke
het slot dat vanaf deze
tijd de naam Heringas-
tate droeg.
Eelcke Heringa heeft
het geheel zo'n 22 jaar in
zijn bezit gehad. In 1592 stierf de familie
Heringa in mannelijke lijn uit. Het bezit
van de familie ging over op de twee doch
ters die met twee broers uit het Friese
adellijke geslacht Van Eysinga waren
getrouwd.
Anna van Eysinga overleed in 1687 en
haar erfgenamen besloten het huis te
verkopen aan de Leeuwarder advocaat
dr. Henricus Popta. Net als Anna van
Eysinga was ook Popta ongehuwd. Hij
bepaalde in zijn testament dat het huis
na zijn overlijden niet meer bewoond
mocht worden. Hij liet het huis na aan
het door hem gestichte vrouwengasthuis
te Marssum en droeg het beheer op aan
de voogden van het dr. Henricus Popta-
gasthuis. Dankzij deze erfstelling is het
huis in zijn huidige staat bewaard geble
ven en heeft het niet het slopende lot van
vele states in Friesland ondergaan. In de
volksmond heeft de state de naam van
de laatste bewoner gekregen en wordt
het als Poptaslot aangeduid.
Het testament van Henricus Popta
vervult een doorslaggevende rol. Interes
sant is dat tot op de dag van vandaag de
beschreven regels
nageleefd worden.
Zijn universele erf
genaam werd het
door hem gestichte
'Arme Vrouwe Gast
huis'. Popta legde
vast dat het Vrou
wengasthuis door
een college van vier
voogden bestuurd
moest worden onder
voorzitterschap van
de administrerend
voogd -de rentmees
ter. De eerste vier
werden door hem
benoemd. De voog
den kregen het
vruchtgebruik, maar
geen vergoeding. Als één van de voogden
De spiltrap
Het wapen van dr. H. Popta op het poort
gebouw
221