der Kercken van Graft voerscreven ende mede by den wille Gherijt berwouts soens, Andries louwen soen, Jan andries soens, pieter gerijts soens, pieter Jan claes soens ende Pieter claes soens van necke, stichters der vicaryen ofte cappelryjen voerscre ven, mynen segell uuthangende an deser fundatiën ghedaen. Ghegeven int jaer onss heren dusent vierhondert zeven ende tsestich opten twyntichsten dach in oestmaent. (oogstmaand augustus) De bovenstaande akte heeft ook de op maak van enkele boeken niet kunnen be- invloeden. Het Register op de parochiën, altaren, vicarieën en de bedienaars zooals die voorkomen in de Middeleeuwsche rekeningen van den Officiaal des aarts diakens van den Utrechtschen Dom 3 deel Kennemaria van C.P.M. Holtkamp 1930)2 vermeldt de parochie Graft vanaf 1405-6 t/m 1567-68 zonder de personen op te nemen die in de akte van 1467 wor den genoemd en doet ook geen melding van een patroonheilige van die kerk. Terwijl schrijver Holtkamp van 1949 tot 1955 nog wel pastoor is geweest van de Sint Bonifatiusparochie van Graft en De Rijp. Hij had in het archief van de paro chie een keurig briefje uit 1908 kunnen vinden van de Pieter Schuurman met de opsomming van alle 'geestelijken der Grafter parochie' vanaf 1330 met o.a. de vermelding van Jan Jaquet in 1467. Holtkamp meldde wel een vicarie in de kerk van Graft, gewijd aan de H. Maria en H. Catharina, welke vanaf 1405 tot de reformatie regelmatig bediend was ge weest. Ook was er in de kerk van Graft een altaar van de H. Geest, waarvan Ja- cobus Hendriksz. van Graft in 1511-12 de bedienaar was. Onder De Rijp (Sub Graft) werd Zeger IJsbrandsz. genoemd die een kapel, gewijd aan de H. Maagd Maria, slechts van 1516 tot 1517 bedien de. In Oudheden en Gestichten van Ken- nemerland (deel 1 van H.F. van Heussen 1654-1719, vertaald uit het Latijn door H. van Rijn) werden ook geen personen opgenomen die in de akte voorkwamen maar wel de 'waarheden' van Jan Adri- aansz. Leeghwater. De kapel van De Rijp van Zeger IJsbrandsz. kan evengoed de bewuste kapellerij (of kapelanie) zijn uit de akte en als vicariegoed bestempelt worden. De begrippen van kapelaniën en vicariën kunnen ook oorzaak van de verwarring zijn geweest waarbij kapel lerij als kapel werd uitgelegd. In de 15e en vroege 16e eeuw werden veel kape laniën en vicariën opgericht vanwege de prediking van angst en verdoemenis ter afwending van hel en vagevuur. Dit laatmiddeleeuws gemeenschapsdenken heeft veelal geleid tot de stichting van een vicarie of kapelanie3 [kapel(anie), bijaltaar of fonds]. Het was niet altijd een gevolg van de goedgeefsheid van één enkele persoon of familie, zoals priester Nicolaas van Graft al eerder deed op 1 april 1330 door de stichting van twee ka- pelanieën in de Kerk van Alkmaar en daarvoor 17 Rijper en Grafter landerijen inleverde. In het geval van 1467 moet eerder worden gedacht aan het resultaat was van een gemeenschappelijke in spanning die een weerspiegeling vormde van een bloeiend parochieleven. Dit zal in een groeiend Graft en De Rijp hoogst waarschijnlijk het geval zijn geweest, de Rijpers wilden een eigen plekje hebben in de parochiekerk van Graft. Kortom, Rijper timmerlieden hebben naar mijn mening in 1468, als kapelanie- of vicariegoed, een kapel getimmerd aan of in de reeds bestaande kerk van Graft, en de kerk van De Rijp is niet in 1467 gesticht maar, zoals Leeghwater schreef, 'eerst in het jaar 1529 gefundeerd en ge timmerd'. Fred Hoek 218

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Kroniek : Graft-de Rijp en Schermer | 2008 | | pagina 38