als zeven-en-twintig huizen in de ryp'. Als we voor iedere generatie 25 jaar nemen dan hebben we het rond 1510 over de 27 huizen van IJsbrand z'n overgrootvader. De 27 huizen in 1510 en 40 huizen in 1529 geven een goed beeld van een groeiend De Rijp. Men mag daarom aannemen dat in 1467, een halve eeuw daarvoor, het aantal huizen miniem moet zijn ge weest en de aanwezigheid van een kerk of kapel sterk valt te betwijfelen. Hoe kwam Leeghwater dan aan de be wering dat er in 1467 een houten kapel in De Rijp zou zijn gekomen? Zoals eerder geschreven bestond er een akte van dien aard uit 1467. Maar uit de omschrijving van de Leeghwater mag worden gecon cludeerd dat hij deze niet zelf heeft in gezien, hij heeft het 'verstaan', maar niet gelezen. Hij schrijft in zijn Chronykje over de Abt of Bisschop van Uitregt, ter wijl in de akte nergens het woord Abt voorkomt. Bovendien vergiste hij zich in het jaar dat de Bisschop van Utrecht vrijdomgaf. Hij heeft echter ook in zijn jonkheitgesproken met Jan Lubbertsz. die secretaris was van Graft, 'de welke een zeer ervaren man was van oude Ge schiedenissen ende historiënDeze man had natuurlijk toegang tot de oude stukken van Graft, waaronder voorbe doelde akte. Maar heeft Jan Lubbertsz. de akte goed geïnterpreteerd? Wellicht was Jan Lubbertsz., net als Leeghwater, ook doopsgezind en heeft hij de Roomse uitdrukkingen 'Cappelrije ofte Vicarie totaal niet begrepen en het woord Cap pelrije uitgelegd voor een Kapel. De akte was bovendien gesteld in het Middelne derlands wat tot ca. 1500 werd gebezigd. Ongeveer honderd jaar later voerden beide Jannen met elkaar het gesprek over de akte. Het kan zijn dat Jan Lub bertsz. het Middelnederlands niet meer machtig was en moeite had met het lezen daarvan. Gemakshalve nam hij daarom maar aan dat het over een kapel van De Rijp handelde, immers Leeghwater was waarschijnlijk gretig op zoek naar Rijper vullingen voor zijn kroniekje en hij kon hem aan een belangrijk vroeg detail hel pen. Na Leeghwater Vrijwel iedereen heeft daarna het schrijf sel van Leeghwater voor waar aangeno men en tot op heden vermeld in talrijke geschriften. Zelfs de heren Driessen en Van Es die in 1921 de Inventaris van het Oud-archief der Gemeente Graft c.a. op maakten namen de veronderstelling over en nog steeds berust de akte in het oud archief van De Rijp. Ook op het memo riebord boven de schepenbanken in de huidige Rijper kerk werd het voetstoots overgenomen, de eerste zinnen van het rijmvers luidden destijds (oorspronke lijke tekst!): 1467 Eerst was ik een Capel van kleen be grip en muuren Daar naa vergroot omt groei]saam aantal van gebuuren 1529 kreeg ik de naam Baven kerk int Roomsch bijgeloof Praalde in mij tot het ligt de Mis dienst buijtenschoof. Hoe kon dat gebeuren? Had niemand de moeite genomen om de oorspronkelijke tekst te lezen, of toch? Op 15 januari 1797, vier jaar na de 'zwaare reparatie van de Rijper kerk, moest kennelijk be doeld bord worden overgeschilderd. Het leidde tot een twist tussen kerkmeesters en kerkenraad. Volgens de Handelingen van de Kerkenraad was het volgende aan de hand: 'Kerkmeesteren welke onderno men hadden, zonder eenige voorkennis van den Kerkenraad, het groote bord in de Kerk waarin de Kerk spreekt tot de aanschouwers te laten verschilderen met 214

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Kroniek : Graft-de Rijp en Schermer | 2008 | | pagina 34