viezen gegeven en in de gebeden richt de
leraar zich met veel compassie en inle
vingsvermogen op de doodsangst die een
mens kan overvallen. Troost en samen
zijn vanuit het verre De Rijp onder die
onmetelijke hemel in die gruwelijke kou.
Dat behoort tot de mooie, de menselijke
geschiedenis van ons dorp.
De laatste honderd bladzijden
De laatste honderd bladzijden van de
Rijper Zeepostil bevatten een korte histo
rie aengaende Hollandt ende eenige seer
aenmerckelijke geschiedenissen des selfs
Dit verslag zou te lang worden als
daar nu uitgebreid op ingegaan wordt.
We bewaren dit voor een volgend num
mer van De Kroniek. Alleen de vermel
ding dat de beschrijving van de geschie
denis in de Rijper Zeepostil eindigt met
de beschrijving van de zeer grote brand
van 1654, de brand 1657 en de grote
brand van 1674 en dat besloten wordt
met de hoopgevende constatering dat de
Heer kastijdt (de branden), maar niet
verwondt. Hij verzacht en geneest.
Na de pauze ging Herman Meddens nog
iets dieper in op de uitgever van de Rijper
Zeepostil en beantwoordde hij vragen. De
beantwoording van enkele vragen liet hij
over aan de aanwezige secretaris van de
Rijper Sociëteit, mevr. Van Olst.
Om iets over tienen moest onze voor
zitter, Weyert de Boer, vanwege het
bereikte tijdstip, een einde aan de bij
eenkomst maken. Hij bedankte Herman
Meddens voor zijn meeslepend betoog en
liet dat vergezeld gaan met een passende
attentie.
Rest mij nog het bestuur van de Doops
gezinde kerk te bedanken voor haar
gastvrijheid en mevr. Beets voor haar
goede zorgen.
Dick Mantel
Bij dit verslag is gebruik gemaakt van de tekst van de lezing, die door Herman Meddens beschikbaar
is gesteld. Soms wordt deze tekst letterlijk geciteerd.
AARDAPPELBEWAARCENTRALE GRAFT 2
In mijn artikel over de ABC-hallen in de voorlaatste Kroniek zijn er enkele onvolko
menheden geslopen. In mijn inleiding over het bewaren van pootaardappelen, voor
dat de hutten werden gebouwd, schreef ik over het kuilen van de pootaardappelen
(eerstelingen), dit gebeurde iets anders. Het was voor mij een reden om het te corrige
ren en er iets uitgebreider over te schrijven.
Het opslaan van aardappelen in 'kuilen'
op het land was een tussenopslag. Het
aardappelen rooien vond plaats in de va-
kantietijd en duurde maar kort vanwege
insluipende ziekten van de aardappelen
en het weer speelde een rol, je kon van
dat 'gmettige, pokkige' weer treffen. Ho
gere heren (Vaste commissie voor poot
aardappelen!) bepaalde een datum waar
op de aardappelen gerooid moesten zijn of
doodgespoten (loofvernietiging); het was
variërend van 10 tot 21 juli. Het had iets
te maken met bladluizenvluchten vanuit
Oost-Europa, die men voor moest blijven
om geen ziekten op te lopen, maar ook
hield men rekening met de vatbaarheid,
infecties en rijping van de aardappelen.
Meestal werden de pootaardappelen in
de S klasse eerder gepoot om zodoende
de ziekten voor te zijn, maar de kans op
194