culturele activiteiten zorg draagt voor
het behoud en beheer.2
De bewoners van Noordeinde waren
kleine boeren of ze waren werkzaam in
de lijn- en nettenbanen, in de hekelhok-
ken en in een enkele zeilweverij. Aan de
Globdijk stonden twee hennepmolens,
twee korenmolens en één oliepersmolen
die in de 17e eeuw redelijke welvaart
brachtten.3
Noten
1. H. J. M. Kaptein, Touwslagerij
De Vrede'en de familie Bruin.
Een Nieuwe Chronyke, jrg. 13, blz. 90.
2. Voorlichting van de St. Noordeinder
Vermaning.
3. P. Schuurman. Het Schermeiland
WFON 14 (1940), 122.
OTERLEEK
De naam getuigt van de rijke waterhisto
rie: het waterdier de otter en het woord
leek (een doorvaart of waterlozing).
Uit een aantekening van omstreeks
1100 blijkt dat het klooster in Egmond
toen al 'in het bezit' was van liet
collatierecht' (het benoemingsrecht van de
pastoor) van een kapel in Oterleek. Vol
gens De Cock duidt dat erop dat de ont
ginning ook hier al in de lle, misschien
het einde van de 10e eeuw plaats vond.
Net als bij de Mijzen en Schermer kwa
men de ontginners uit de omgeving van
Oudorp.1
De oude dorpskern Oterleek was een
kleine plattelandskern met een bevol
king, levend van veeteelt en visserij, die
maar heel geleidelijk in aantal toenam.
In 1338 telde Oterleek 60 mannen, in
1514 (volgens de 'Informacie') 15 huizen
en tussen de 40 en 50 'communicanten' (óf
die ter communie gingen -dus 12 jaar en
ouder-, óf gemeenteleden in de betekenis
van personen). In 1632 31 en in 1732 41
huizen.
In de 14e en 15e eeuw ontstonden de
zogenaamde streeksteden. Oterleek werd
met Koedijk, St. Pancras en Oudorp in
Alkmaar opgenomen. Als straf voor het
verzet tegen Filips de Goede bij de Hoek
se en Kabeljauwse twisten verloren de
bij Alkmaar gevoegde dorpen hun stads
recht. Oterleek werd toen met Oudorp,
Graft, Koedijk en het Zuideinde van
Schermer door Filips aan Roeland van
Uutkerke in leen gegeven. In 1442, bij
Het kerkje dat inl922 werd
afgebroken.
Uit: De Schermeer en
Randdorpen.