gebleven bus van de Hondsbossche is
echter qua uitvoering en afmetingen met
die van de Schermeer vergelijkbaar en
daarvan is de prijs wel bekend, namelijk
47 gulden en 5 stuivers, te weten 34 gul
den, 5 stuivers voor Roghair en de rest
voor De Visser, die ook het wapen in de
ze bus penseelde. Door de inruil van de
oude bus was de Schermeer zeker goed
koper uit, maar naar alle waarschijnlijk
heid heeft de aankoop van de nieuwe bo
debus toch wel enkele tientallen guldens
gekost. Dat brengt ons op de vraag waar
om het polderbestuur bereid was zoveel
geld voor een ambtsinsigne uit te geven.
Voor het antwoord op die vraag moeten
we allereerst de werkzaamheden van de
bode onder de loep nemen.
Bode Van Dam: werk en loon
Bode Barend Dirk van Dam was de eer
ste die de nieuwe bodebus droeg. Hij
werd in april 1791 als bode aangenomen
op hetzelfde loon ad 250 gulden per jaar
als zijn voorganger. Hier bovenop ont
ving hij een "douceur" of fooi van 30 gul
den per jaar. Bij zijn aanstelling legde de
nieuwe bode een eed af waarin hij beloof
de zijn ambt getrouw waar te nemen,
goede aantekening te maken van alle
door hem bezorgde stukken en daarvan
naar waarheid rapport te doen en het
bestuur altijd te gehoorzamen. Het loon
van bode Van Dam bleef onveranderd tot
1798. Het polderbestuur was dat jaar
genoodzaakt een stevige bezuinigings
operatie door te voeren en verlaagde het
salaris van de bode met 50 gulden. Bo
vendien verviel het oude douceur. Enig
extraatje was een reis- en verblijfkosten
vergoeding van één gulden per dag als de
bode het bestuur vergezelde op tochten
buiten de Schermeer. In 1824 kreeg Van
Dam er 75 gulden per jaar bij. Hij moest
in de lente van 1833 ontslag vragen. Van
Dam was toen 78 jaar oud en sukkelde
met zijn gezondheid. Meteen verzocht hij
om een pensioen. Inderdaad verleende
het polderbestuur hem een toelage van
200 gulden per jaar. Lang heeft de be
jaarde bode daar niet van geprofiteerd
want hij overleed in september van het
zelfde jaar te Alkmaar.
Helaas wordt pas in 1822 precies dui
delijk wat er allemaal van bode Van
Dam werd verwacht. Dat jaar stelden
dijkgraaf en heemraden namelijk een
nieuwe instructie voor de polderbode
vast. Artikel 1 bepaalde dat Van Dam
alle bevelen van het bestuur stipt diende
uit te voeren. Verder moest hij iedere
vrijdag de heemraden oproepen voor de
wekelijkse vergadering op de volgende
dag. Die begon om 10 uur 's ochtends en
Van Dam was belast met het gereed leg
gen van pennen en papier op de tafel in
de vergaderkamer van de polder op het
stadhuis van Alkmaar. Tijdens de verga
deringen en andere bijeenkomsten van
het bestuur moest hij steeds klaar staan
om de heren met de nodige gedienstig
heid te assisteren. Voorts werd verwacht
dat Van Dam tweemaal in de week bij de
dijkgraaf aan huis verscheen om te vra
gen of er iets te doen viel. Natuurlijk
diende hij de opdrachten van de secreta
ris tot het bezorgen van brieven en ande
re stukken naar behoren uit te voeren.
Bij ziekte moest Van Dam zich op eigen
kosten door een ander laten vervangen.
Ten slotte was de bode belast met de be
waring en het onderhoud van de aan
hem toevertrouwde poldereigendommen.
Hij stond persoonlijk garant voor het be
heer en moest een inventaris onderteke
nen zodat gecontroleerd kon worden of er
iets ontbrak. Alleen met uitdrukkelijke
permissie van het bestuur mocht hij
nieuwe artikelen aanschaffen.
Uit deze instructie blijkt dat de bode
een ondergeschikte positie binnen het
kleine ambtelijke apparaat van de Scher-
138