Door deze openbaring van het Heilige
Bloed werd Bergen een belangrijk bede
vaartsoord.
Na de ramp in november 1421 werd de
versterking van het zwakke punt in de
zeewering bij Petten aangepakt. De
Hondsbossche Zeewering ontstond. Eerst
met kunstmatige duinen, daarna met
een serie strekdammen (strandhoofden)
en paalwerken. Het was niet afdoende,
in 1570 was er een doorbraak. Mede ten
gevolge van de tegenstelling 'harde' en
'zachte' kust.
In 1624 werd een nieuwe zeewering
aangelegd die 100 roeden (350 meter)
achter de oude lag, waardoor honderden
meters land aan de zee werden prijsgege
ven. In feite een zanddijk, een rij met
helm beplante duinen. Als het strand
voor die dijk na de winter te smal was
geworden werd de zanddijk verplaatst,
waardoor er steeds meer land werd prijs
gegeven en Petten steeds dichter bij de
zee kwam te liggen. Uiteindelijk moest
ook het kerkje in 1701 verder landin
waarts verplaatst worden.
Na een lange periode waarin de zand
dijk redelijk goed functioneerde moesten
er na drie zware stormen in 1792 weer
maatregelen genomen worden. Weer
strandhoofden en een zwaar paalscherm
vóór de dijk (in de jaren dertig van de 19e
eeuw). Pas onder dijkgraaf Cornelis van
Foreest (trad in 1869 aan) werd een in
grijpende reconstructie uitgevoerd. Geen
paalwerk meer, maar een brede basalt
glooiing.
Een oplossing die betekende dat er
geen grote schades meer voorkwamen,
maar die als nadeel had dat de Honds
bossche een nieuw 'hard' punt in de kust
is geworden en dat geeft langzamerhand
problemen. De Zeewering begint als een
kaap in zee uit te steken omdat de
'zachte' duinen aan weerskanten nog
steeds achteruit gaan. Zo'n kaap geeft
Petten 1609. Tekening van A. Rademaeker.
Uit: 'Petten, dorp aan de dijk', J. T. Bremer.
105