der een prijs opgaf. Er zou een bedrag
mee gemoeid zijn van ƒ130.000,00, wat
men niet verantwoord achtte.
Eerste uitbreiding
Op 11 april 1956 sprak het bestuur reeds
met de voorlichtingsdienst uit Hoorn, de
heer Tichelaar en architect Oudejans
over een uitbreiding in zuidelijke rich
ting waarvoor het bestuur alle grond
achter de hutten van Henk Nibbering
wilde kopen. Dinsdag 17 april bezochten
de heren Tichelaar en Oudejans met het
bestuur enige gelijkende gebouwen.
Tijdens de algemene vergadering van
11 mei 1956 werd het plan van uitbrei
ding aan de leden voorgelegd en met al
gemene stemmen goedgekeurd. Het liet
een hogere hal zien van 31,285 x 16,31
meter met een goot- en nokhoogte van
respectievelijk 3,75- en 7 meter, en was
daarmee 58,5 cm langer dan de lage hut
ten. Met de uitwendige ventilatiekokers
was de grote hut nog eens 1,9 m langer.
Het principe van opslaan en ventileren
verschilde nauwelijks met de lage hut
ten. Alleen was de werkruimte en de op
slag in één ruimte ondergebracht. Bij de
nieuwbouw werd, op dezelfde wijze als in
1950, de leden weer de mogelijkheid ge
boden om nieuwe aandelen te nemen, er
werden gelijk al 40 aandelen uitgegeven.
Na veel problemen (Wederopbouw
Haarlem!) bij het verkrijgen van een
bouwvergunning is op 13 juli 1956 bouw
vergunning en Rijksgoedkeuring ver
leend. Kennelijk wist men dat goedkeu
ring in de lucht hing want een dag daar
na werd de aanbesteding 'op uitnodiging'
gehouden onder aannemers uit de buurt.
Laagste werd de Fa. Oudejans uit De
Rijp voor ƒ74.500,00 en opvolger was de
Fa. Wittebrood uit de Beemster voor
ƒ90.165,00. Bij de aanvraag voor de
bouwvergunning was een bouwsom van
ƒ72.000,00 opgegeven, dus sloot de aan
besteding aardig aan op de raming.
Voor de aanbesteding elektra werden
J.C. van Straaten en J. Helder uit De
Rijp, Mazurel uit Purmerend en Oude
jans uit Ursem uitgenodigd; Helder werd
het met ƒ5.180,00. In de herfst van 1956,
terwijl het in de poterswereld steeds
slechter begon te worden, werd begonnen
met de uitbreiding van de hutten met
een nieuwe hal. Het geheel kwam op 231
houtenpalen van 6 meter lang. Over de
palen werden betonnen balken en langs-
en dwarsgoten gemaakt. De langsgoten
bleven gesloten en waren aangesloten op
de verticale kokers aan de voor- en ach
terzijde waarin zich de ventilatoren be
vonden. Deze verticale kokers hadden
binnen en buiten een luik welke openge
zet konden worden zodat met binnen- en
buitenlucht geventileerd kon worden. De
dwarsgoten werden afgedekt met roos
ters om de aangetrokken lucht door te
laten. In de gehele hal werd een plafond
aangebracht zodat boven het plafond een
holle ruimte ontstond (plenum). Dit ple
num had aan de voor- en achterzijde
ventilatieroosters om lucht af te voeren
doordat boven de boxen luiken waren
aangebracht welke opengezet konden
worden zodat de ventilatie enigszins in
dividueel geregeld kon worden. Volgens
de aanvraag bouwvergunning kon 100-
voudig worden geventileerd, hetgeen be
tekent dat de inhoud van de hal 100 x
per uur kon worden geventileerd, wat
erg veel lijkt. De opbouw bestond, van
wege de grotere afmetingen, uit een fra
me van staal met dakbalken van hout
waarover rode Eternit (asbest) golfplaten
kwamen. De noordmuur werd gemeen
schappelijk met de lage hut en de zuid
muur versterkt met steunberen. De om
muring was geheel opgebouwd uit bak
steen ter dikte van één steen (in de leng
te!) en aan de binnenzijde bekleed met
2x6 cm Atmota isolatie. Het eerder ge-
94