AARDAPPELBEWAARCENTRALE GRAFT
Begin 2005 werd een sloopvergunning aangevraagd voor het tweede deel van wat ooit
in de volksmond 'de hutten' werden genoemd. De naam "ABC"stond toen nog
gehavend op het dak van de loodsen van de ABC, ooit een geschenk van de architect,
en was afgeleid van 'AardappelBewaarCentrale'. "Hoewel de loodsen/ABC-hallen
geen monument in de gewone betekenis des woords zijn, hebben ze in sociaal/
agrarisch opzicht een grote betekenis gehad en vervullen ze gevoelsmatig een grote rol
in de herinnering aan een belangrijke periode uit het Grafter verleden. Bijna 50 jaar
agrarische historie gaat achter de ABC-hallen schuil.", aldus Dick Mantel, namens
het bestuur van de Oudheidkundige Vereniging 'Het Schermer eiland', in een brief aan
het college van burgemeester en wethouders in een poging om een deel van de hutten
te bewaren. Het heeft niet mogen baten, de hutten zijn er niet meer; daarvoor in de
plaats is inmiddels het kleine woonwijkje Meertouw verrezen. Daarmee herinnert
niets ons meer aan het verleden van die plek. Het lag voor de hand om de geschiedenis
van de hutten op te tekenen. Auteur dezes beperkt zich voornamelijk tot de
bouwgeschiedenis en hetgeen hij tegenkwam in de notulen van de ABC.
Eertijds aardappelen bewaren
Er waren na de oorlog ruim honderd
tuinders in en om Graft en De Rijp, die
vrijwel allemaal pootaardappels teelden.
In de zomer werden die gerooid en op het
land 'gekuild' om ze op die manier koel
en donker te bewaren tot de poottijd van
het volgende jaar. Dit was niet uniek
want dat gebeurde vrijwel in het gehele
land op deze wijze. De verkoop van de
pootaardappelen kon op deze wijze wat
ontspannen verlopen. De 'kuil' werd op
het land 'aan de kant van sloot' gesitu
eerd om bij overslag dicht bij de schuit te
zijn. Daarvoor werden voor de gewenste
kuilgrootte een steek diep grond afgegra
ven zodat een ondiepe langwerpige kuil
ontstond met een vlakke bodem, welke
net boven de waterlijn bleef. Daarin
werd een pakket riet of stro gespreid
waarop de aardappelen werden gestort.
Riet was immers in ons waterland ruim
aanwezig en werd gemaaid gedurende de
wintertijd, bij voorkeur als er ijs lag.
De hoop aardappelen werd daarna af
gedekt met riet of stro en vervolgens
werd de uitgekomen grond uit de kuil
erover verdeeld en met de schop plat ge
slagen. Om de kuil werd nog een greppel
gegraven en werd doorgetrokken naar de
sloot zodat hemelwater direct kon weglo
pen. De grond uit de greppel werd mede
ter afdekking van de kuil gebruikt. Deze
manier van aardappels bewaren hield
nogal risico's in van ziekten en ongedier
te wist ook dit warme voedselrijke onder
komen te vinden. Als na de winter de
temperatuur begon op te lopen, en ook in
de kuil, was er weer gevaar voor het uit
lopen (spruiten) van de aardappels en
moesten ze weer worden opgegraven om
te verkocht te worden. Omdat alle tuin
ders met dit probleem zaten was het
aanbod van aardappels na de winter zo
groot dat de markt overladen werd en
slechte prijzen werden gemaakt terwijl
hoge eisen werden gesteld aan de aard
appelen. Vaak bleek meer dan de helft
van de kuil niet meer geschikt voor de
verkoop en draaide op de veiling door
voor koevoer. Het werd tijd dat er iets
moest gebeuren en van armoede om te
zien naar een andere wijze van bewaren,
door de tuinders zelf "bittere noodzaak"
genoemd. Als men dus poot- en export-
83