was een zoon van Hillebrant Claesz en
een oomzegger van Claes Stadiksz. De
periode waarin de grutterij in één familie
bleef is gemiddeld 13,6 jaar; de maxima
le periode ruim 35 jaar (vader en zoon
Potgieser). Het beeld van een familiebe
drijf, waarbij drie, vier of vijf generaties
elkaar in de zaak opvolgden, is op de
Grafter grutterij dus niet van toepas
sing. Vergelijk dat eens met de korenmo
len van Zuidschermer, die eens 128 jaar
lang in één familie bleef. Opvallend is
verder dat de periodes, waarin het eigen
dom van de grutterij in één familie bleef,
óf opvallend kort zijn (1 tot 4 jaar) óf
aanzienlijk langer (14 tot 35 jaar). In de
eerste groep zitten o.a. de twee als koop
lieden omschreven kopers (Koog en
Fiers); beiden zullen de grutterij als han
delswaar of korte-termijn belegging heb
ben gekocht met de bedoeling hem te
verhuren en binnen enkele jaren weer
met winst van de hand te doen. Bij de
kopers in de tweede groep komen we de
omschrijving 'koopman' niet tegen; deze
kopers kochten de grutterij blijkbaar
voor zichzelf of een van hun kinderen
met de bedoeling om een flink aantal ja
ren als grutter aan de gang te gaan. Er
is in deze groep één buitenbeentje, candi-
daat-notaris Joekes uit Haarlem. Hij had
de grutterij veertien jaar in zijn bezit,
waarna hij deze verkocht aan zijn huur
der van dat moment, Cornelis Gruijs de
Wit. Hier ging het blijkbaar niet om han
del maar om een belegging op langere
termijn.
Ook uit het verloop van de prijzen, die
voor de grutterij betaald werden (Tabel 2),
zijn enkele conclusies te trekken. Aller
eerst de prijsontwikkeling op lange ter
mijn. Duidelijk is dat de prijzen in de
achttiende en negentiende eeuw hogere
maxima haalden dan in de zeventiende
eeuw. Dat verschil is groter dan de stij
ging over die periode van de lonen of de
kosten van levensonderhoud.24 Deze
prijsontwikkeling van de grutterij staat
haaks op die van de korenmolens op het
Schermereiland. Die werden in diezelfde
periode bijna allemaal aanzienlijk min
der waard. Het heeft er dus alles van dat
de grutterij vanaf het begin van de acht
tiende eeuw een aanzienlijk betere con
currentiepositie tegenover de koren
molens in de omgeving verkreeg. En dat
zal op zijn beurt weer te maken hebben
gehad met de toenemende armoede op
het Schermereiland, die de mensen van
het dure graan naar het goedkopere
boekweit dreef.
Dan de prijsschommelingen op korte
termijn. Die blijken niet samen te vallen
met de -soms hevige- fluctuaties in de
prijs van het roggebrood te Alkmaar.25
Dit is enigszins verwonderlijk omdat
men mag aannemen dat de grutterij in
de jaren waarin het roggebrood duur was
meer boekweitgrutten zal hebben ver
kocht tegen een ook wat hogere prijs.
Het lijkt er op dat deze korte-termijn
prijsschommelingen geen invloed van
betekenis op de prijs van het onroerend
goed hebben gehad. Daar kan men zióh
wel iets bij voorstellen, want de perioden
van hoge graan- en broodprijzen duur
den doorgaans maar een paar jaar ter
wijl de daartussenin liggende perioden
van min of meer normale prijzen veel
langer (gemiddeld twaalf jaar) duurden.
Onder die omstandigheden zullen —vaak
moeilijk te achterhalen- incidentele fac
toren een belangrijker rol bij de prijsvor
ming van de grutterij hebben gespeeld,
zoals de staat waarin een en ander ver
keerde: net na een grondige opknapbeurt
en vernieuwing van werktuigen en pan
den of na jarenlang achterstallig onder
houd. Wel valt op dat de op een
(doorgaans gedwongen) veiling gemaakte
prijs doorgaans aanzienlijk lager ligt dan
een niet al te veel jaren daarvoor ge
maakte prijs. Een uitzondering op deze