Gruijs de Wit failliet ging (op zich al
geen best teken), had hij als nevenberoep
slijter in sterke dranken en winkelier in
kruidenierswaren.20 De Middenstands-
enquete van 1912 geeft nog enkele andere
nevenverdiensten voor de Grafter grutter:
'1 molenaar, tevens handelaar in koloniale-
en kruidenierswaren. De molenaar [Jan
Potgieser] werkt met een broertje en maalt
voor de in de omgeving wonende boeren en
voor zijn grutterij. Hij heeft de zaak over
genomen van zijn vader, doch was toen in
een slechten toestand. Thans is hij vooruit
gaande.' 21 De conclusie is dat je in Graft
niet rijk werd van een grutterij. De
meeste grutters konden er redelijk van
leven maar soms ging er een failliet.
Vaak waren er nevenactiviteiten, die het
inkomen uit de grutterij moesten aanvul
len. Opvallend is dat het maken van
mosterd, een nevenactiviteit van veel
Nedelandse grutterijen, geen enkele keer
voor de Grafter grutterij wordt vermeld.
Dat zal te maken hebben gehad met de
aanwezigheid van mosterdmolens van
De Rijp.
Graft zonder grutterij: 1833-1837
Er is één periode geweest waarin de con
currentie tussen de grutter van Graft en
die van De Rijp zo hevig was, dat de een
de ander uitkocht. Dat gebeurde in 1833
toen de Grafter grutter Jacob van Baars
de hele inventaris van zijn grutterij en
grutterswinkel verkocht aan de weduwe
Trijntje Fabritius-Pan uit Monniken
dam, moeder van de Rijper grutter Cor
nelis Fabritius. Van Baars kreeg er f 500
voor en nog eens dat bedrag voor de be
lofte om nooit meer in Graft of De Rijp
een nieuwe grutterij of grutterswinkel te
beginnen.22 Eerder dat jaar had Trijntje
kans gezien om Cornelis Gruijs de Wit,
de eigenaar van de Rijper grutterij die
zwaar bij haar in het krijt stond en
waarschijnlijk niet aan zijn afbeta
lingsverplichtingen had kunnen voldoen.
te wippen. Vervolgens had zij haar eigen
zoon Cornelis Fabritius in diens plaats
gesteld. Gruijs de Wit, die deze neder
laag vermoedelijk maar moeilijk heeft
kunnen verkroppen, kocht in 1837 de
panden van de voormalige Grafter grut
terij en richtte daarin opnieuw een grut
tersbedrijf in. Maar het geluk zat Gruijs
de Wit niet mee. In het voorjaar van
1839 ging hij failliet en kort daarna werd
zijn bedrijf op een openbare veiling ver
kocht. Koper was candidaat-notaris Ger-
rit Cornelis Joekes uit Haarlem, die de
grutterij vervolgens verhuurde, eerst
aan Cornelis Kreynsen maar later aan
Cornelis Gruijs de Wit. Jaren daarna, in
1853, had Gruijs de Wit blijkbaar zoveel
gespaard dat hij de grutterij van Joekes
terug kon kopen. Hij betaalde er f 2.050
voor. Nog geen jaar daarna veilde hij de
hele grutterij; hij kreeg er f 3.860 voor.23
Het prijsverschil zal een late maar zoete
troost voor Gruijs de Wit zijn geweest.
Eigenaren en opbrengsten
Over de periode 1654 tot 1912 zijn ons
vierentwintig opeenvolgende eigenaars
van de Grafter grutterij bekend (Tabel 1).
Een aantal zaken valt op. Allereerst dat
minstens de helft (twaalf of dertien) van
deze nieuwe eigenaars van buiten Graft
kwam, minstens een derde (acht of ne
gen) zelfs van buiten het Schermerei
land. Blijkbaar vereiste het beroep van
grutter zoveel gespecialiseerde kennis en
het overnemen van een grutterij zoveel
kapitaal, dat die vaak niet in het eigen
dorp te vinden waren. In de tweede
plaats valt de grote variatie op in het
aantal jaren dat men eigenaar was. Die
periode liep uiteen van 1 tot circa 30 jaar
met een gemiddelde van 10,2 jaar. Soms
waren opeenvolgende eigenaren familie
van elkaar. Voorbeelden zijn moeder en
zoon Fages en vader en zoon Potgieser,
maar ook tussen 1673 en 1703 bleef de
grutterij 'in de familie'; Claes Hilbrantsz
72