terwijl de zemelen en het grove meel in de zak achterbleven. Vanaf het midden van de negentiende eeuw kwam een ver beterd type buil in zwang. Dat was een om zijn lengteas draaiende, licht hellend geplaatste lange vierkante koker bespan nen met gaasdoek. Aan de hoge kant liet men het maalsel er in lopen. Door het fijne gaas viel eerst de bloem naar bene den. Verderop in de buil, waar het gaas wat grover was, viel het grovere meel uit de buil. De vliesjes of zemelen liepen door tot aan het eind van de buil en wer den in een apart vak opgevangen. Naast deze werktuigen gebruikte men ook nog inhoudsmaten (9) en diverse handzeven (10). Al met al een bewer kelijke behandeling! Om aantekeningen te maken hing er een rekeninglei (11) aan de muur. Rechts daarvan hing een zandloper (alleen te zien op afbeelding 9a). waarmee bepaald werd wanneer het paard mocht worden afgelost. Sommige paarden kregen dat ook in de gaten en stopten uit zichzelf tegenover de stalin- gang zodra zij de laatste zandkorrels hadden zien vallen. Naast de afgebeelde grutterij bestond er nog een ander type, waarin het paard op de begane grond zijn rondjes liep maar waar de werktuigen op de eerste verdieping waren opgesteld. Op die ma nier hadden èn paard èn grutter meer ruimte terwijl het fijne stuifmeel, wat door de nooit perfekt sluitende werktui gen naar buiten kwam, tot de eigenlijke werkruimte beperkt bleef. Verschillende processen in de grutterij, vooral het wannen en zeven, hadden baat bij een gelijkmatige snelheid. Daar om werd voor een grutterij doorgaans een rosmolen gebruikt, zelden een wind molen. De inrichting van de Grafter grutterij Deze grutterij heeft altijd op paarden kracht gewerkt. Aan het eind van de ne gentiende eeuw werkte grutter Potgieser met twee paarden: als het ene z'n rond jes draaide, kon het andere rusten. Dat is echter de enige keer dat het aantal paarden expliciet werd vermeld. Uit de voor 1811 opgegeven capaciteit van de grutterij kunnen we afleiden dat ook toen met twee paarden werd gewerkt. Ook het feit dat men met twee, hooguit drie paar stenen werkte, geeft al aan dat er niet meer dan twee paarden waren.13 Terwijl een aantal grutterijen in de Zaanstreek in de late negentiende eeuw een stoommachine installeerde, is die er in Graft nooit aan te pas gekomen. Mis schien hadden de laatste eigenaars vader en zoon Potgieser— wel durf genoeg voor zo'n omschakeling maar hadden ze gewoon het geld niet. Waarschijnlijker is dat zij zich hebben gerealiseerd dat de aanvoer- en afzetmogelijkheden voor een grootschaliger grutterij in Graft on voldoende waren om concurrerend te kunnen werken. Er zijn twee inventarissen van de Grafter grutterij, een uit 1706 en een uit 1854 (Bijlagen 1 en 2), beide opgesteld ter gelegenheid van een veiling.14 In de grutterij van 1706 ging het om een ei kenhouten molen. De vermelding van een toonbank geeft aan dat er ook een winkeltje bij hoorde. De eest werd toen blijkbaar met turf gestookt ('1 turfbak en 100 ton turf). Om de boekweit op de eest te kunnen roeren gebruikte de grutter waarschijnlijk een loet. Van Dale noemt dit een werktuig bestaande uit een hou ten steel met een breed ijzeren voorstuk waarmee men schept of krabt. In deze grutterij werd gewerkt met een breek- zeef ('1 nieuwe breek-bak, alles nieuw, seven daarop'), een wanmolen ('1 nieuwe waaijer met zijn toebehoren') en twee builen ('buulkisten'). Opvallend bij deze laatste is de toevoeging 'tarwen en grut ten' want officieel mochten grutters geen tarwe verwerken; dat was voorbehouden 69

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Kroniek : Graft-de Rijp en Schermer | 2008 | | pagina 13