afbeelding van het interieur van een grutterij rond 1850, in dit geval een Haarlemse (afbeelding 9 a. en b.).12 Krachtbron is het paard dat aan de boom (1) trekt en zo het kroonwiel (2) ronddraait. De tanden op de buitenom trek van het kroonwiel steken tussen de staven van de beide schijflopen (3) en brengen zo de stenen (4) aan het draai en. Een grutterij was vaak uitgerust met een of twee paar breekstenen en een paar maalstenen. Tussen de breekstenen werd de boekweit of het graan in stukjes (grutten) gebroken. De maalstenen maal den de grutten (verder) fijn tot meel. Om een goed resultaat te krijgen, werd de boekweit eerst drie tot vier uur verhit op een eest: een grote, van gaatjes voorziene metalen plaat waaronder hete lucht uit een -met turf of boekweitdoppen, later 8 - Het interieur van de textielwinkel van Scholten eind jaren twintig van de vorige eeuw. met cokes gestookte- oven (12) circuleer de. Dat gebeurde met flinke porties tege lijk: een vijf tot tien cm dikke laag boek weit op een eestoppervlak van soms wel zestien vierkante meter. De hitte zorgde ervoor dat de zaadkern los in de dop kwam te zitten. Van de eest kwamen de zaden op een bovenzeef (5) terecht waar zij al schud dend in vier fracties op grootte werden gesorteerd. Dat sorteren was nodig om dat voor een goed resultaat elke zaad grootte z'n eigen afstand tussen de breekstenen vereiste. Uit de bovenzeef liet men de gewenste fractie in een kaar (6) vallen en vandaar tussen de breekste nen (4). Het product wat tussen de ste nen vandaan kwam, bevatte naast de ge wenste grutten ook wat te fijn geworden deeltjes (breekmeel) en stukjes van de vliesjes om de boekweitzaden (doppen). Om de grutten op grootte te sorteren en te scheiden van het meel, ging het meng sel van de breekstenen naar de breekzeef (7), een kast met daarin negen boven el kaar hangende en schuddende zeven, van grof naar fijn. De tien verschillende fracties kwamen in verschillende laden terecht; daarvan zijn er op de afbeelding zeven onder in de breekzeefkast te zien. In elke fractie zaten behalve grutten ook stukjes vlies (doppen) van dezelfde groot te. Om nu de grutten van de even grote maar lichtere doppen te scheiden werd een wanmolen (8) gebruikt. Het mengsel viel voor een draaiende waaier langs, waarbij de zware grutten naar beneden vielen maar de lichte doppen naar opzij werden weggeblazen. Zonodig werd dit proces nog een of meer keren herhaald. Net als de grutten werd ook het meel nog verder gezuiverd. Dat gebeurde met de buil of buul (niet afgebeeld). Oor spronkelijk was dat een lange zijden of katoenen zak, die licht hellend in een kist opgehangen was. Door tegen de zak te slaan, viel de bloem door het weefsel 67

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Kroniek : Graft-de Rijp en Schermer | 2008 | | pagina 11