waarbij meerdere dorpen betrokken wa ren, leidde in de 14e en 15e eeuw tot het ontstaan van de waterschappen. Die wa terschappen boden de mogelijkheid sanc ties op te leggen aan onderhoudsplichti gen die hun dijkstukken verwaarloosden. Dat gebeurde door zogenaamde 'verstoeling'. De oudste van het dorp (later dijkgraaf geheten) zette dan zijn stoel neer op het bewuste dijkstuk om recht te spreken. Ook sprak men wel van 'verhoefslaging' voor vergelijkbare activi teiten. Dan werden de dijkstukken waar voor wegens verwaarlozing boeten be taald moesten worden door middel van hoefslagen van paarden gemeten. Aparte besturen voor het water- en dijkbeheer maakten het mogelijk de onderhoudskos ten hoofdelijk om te slaan over alle dijk- plichtigen Dat noemde men de 'gemeenmaking'. 3.8. Op zoek naar andere nering Aanvankelijk zullen de Schermers zich op allerlei verschillende neringen geworpen hebben, zoals zuivelbereiding, vetweiderij, slootwalakkerbouw (graan), rietsnijderij, haringvisserij en turfste ken, terwijl ze na 1300 langzamerhand elk een eigen specialisatie zochten en vonden. De meren werden na stormvloeden o.a. bij de Zijpe, door hun open verbin dingen met de Noordzee en het Almere steeds gevoeliger voor stormen en over stromingen, die de meren steeds groter maakten. Bescherming daartegen was slechts mogelijk door dijken en dammen te bouwen. Voor de grootschalige aanpak van de ontginning van de Eilandspolder was centraal gezag van de graven van Holland onmisbaar geweest. Dat was ook het geval voor de dijkbouw. De hele Eilandspolder werd omdijkt. In het midden van de 14e eeuw is men vervolgens (hoewel er tot het einde van de eeuw nog graanteelt werd verricht) grotendeels overgeschakeld van akker bouw op veeteelt. Er zat na een lange periode van doormodderen niet veel an ders op. In de 15e eeuw heeft men het dorp (dat inmiddels midden in een moe ras lag), definitief in de steek gelaten en is naar de dijk verhuisd. Die stap is niet in een keer massaal gezet door de bevol king van Schermer. De bewoning van het dorp aan de Gouw liep in de 14° en 15e eeuw langzaam terug. De enige aanwijzing die we hebben voor het tijdstip waarop de Schermers, de een na de ander, zich aan de westelij ke dijk (waar nu het dorp Grootschermer ligt) van de oostelijke Eilandspolder ves tigden, zijn de amateur-opgravingen die enkele bewoners van Grootschermer in de voorbije jaren hebben gedaan. Uit de gegevens en voorwerpen die daaruit voortkomen, lijkt het er op dat de bewo ners van Schermer zich uiteindelijk in het midden van de 16e eeuw definitief als vissers hadden gevestigd. Uit de opge graven voorwerpen, meestal afkomstig uit beerputten van aan de Eilandspolder gelegen woningen, blijkt dat de oudste opgegraven voorwerpen dateren van rond 1550. Mondelinge mededelingen van de heer Libbe Reitsma te Groot schermer maken dat duidelijk. Tot de opgegraven voorwerpen horen veel pij penkoppen en -stelen die afkomstig zijn uit Engeland. Als vissers voeren de Schermers namelijk voor de haring vangst op de Noordzee. Zij deden Engel se havens aan waar ze pijpen kochten en leerden pijproken. Wanneer die Noord zeevisserij is begonnen wordt niet duide lijk. Maar het zal in elk geval na 1400 geweest moeten zijn. Sommige Schermers werden vissers, maar anderen zullen zeker veetelers ge bleven zijn en weer anderen zullen naar marktplaats Alkmaar getrokken zijn om in de handel de kost te verdienen. De ou de buurschap Schermer, gebouwd langs de Gouw midden op het hoogveen van de Eilandspolder, werd zo het tweede 'verdwenen dorp' van het Schermerei land. Albert van den Berg 26

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Kroniek : Graft-de Rijp en Schermer | 2008 | | pagina 24