2. Grootschalige opstrekkende verkaveling
met bewoning. Er ontstonden door
bebouwing met boerderijen op de
koppen van de kavels hele lintdorpen.
Een voorbeeld daarvan zijn de hoog
veenontginningen in de grafelijke
periode van de 12e tot de 14e eeuw.
Het zijn ontginningen verricht door
groepen kolonisten op basis van
contracten of copen in opdracht van de
graaf. Hier gaat het om de tweede
ontginningsfase.
In de ÏO eeuw werden in Kennemer-
land - toen een relatief dichtbevolkt ge
bied - al pogingen ondernomen om de
productie van menselijke voeding te verho
gen. Terzelfder tijd noopte de bevolkings
vermeerdering tot individuele ontginnin
gen in de vorm van blokverkavelingen.
Bij blokverkavelingen werden eerge
touwen (schuifploegen) gebruikt, terwijl
later bij de grootschalige opstrekkende
verkavelingen kargetouwen gebruikt
werden. Voren werden dan aangesneden
door een ploegschaar of kouter. De ploeg
schaar opende de grond dieper. Het
strijkbord of rister keerde de aarde om in
de voren die door de ploegschaar waren
gesneden.
Bij de opstrekkende verkaveling in de
13e eeuw, die betere ontwatering moge
lijk maakte, past als landbouwstelsel
het drieslagstelsel, dat de volgende
werkwijze kende: le jaar: zomerkoren, 2e
jaar: wintergraan, 3e jaar: braakleggen
van het land. Tijdens het braakjaar ging
men het vee op het braakliggende land
weiden en werd daar ook gehooid. In
plaats van de tractie van schuifploegen
door ossen werd in de 10e eeuw paardèn-
tractie ingevoerd.
De grootschalige ontginningen op basis
van copen met groepen kolonisten maak
ten het mogelijk het hofstelsel los te laten
en individuele pacht aan de graaf in te
voeren.
De grootschaligheid van de ontginnin
gen was dus gekoppeld aan het
(grafelijke) gezag. Kolonisatie, ontgin
ningsmethode, tractie en afwatering le
verde die grootschaligheid op en dat
werd weer mogelijk door de toenemende
macht van de graven van Holland.
Toen de akkerbouw in de 14e eeuw
door toenemende 'vernatting' moeilijker
werd, stonden er voor de akkerbouwers
de volgende wegen open:
- een beroep in handel en nijverheid
kiezen
- huisnijverheid gaan beoefenen als
aanvulling op de landbouw
- van akkerbouw overgaan op veeteelt
2.3. Van bevindingen tot uitgangspunten
In par. 2 heb ik inzichten ontwikkeld
en die als bevindingen gepresenteerd.
Het gaat om inzichten met betrekking
tot Kennemerland en soms Nederland of
West-Europa, dus om algemene bevin
dingen. Die inzichten zijn gegroepeerd
rond de begrippen continuïteit en veran
dering. Tot de continuïteit reken ik te
horen de demografie, de economie en de
het tijdsbewustzijn. Tot de verandering
behoren de godsdienst en het kerkelijke
en grafelijke gezag. Heel bepalend zijn
de inzichten omtrent de beide ontgin
ningsfasen die samenvallen met de ker
kelijke en grafelijke periode. De in par. 2
beschreven bevindingen worden in par. 3
toegepast op het Schermereiland en de
Eilandspolder. Daarmee worden ze ei
genlijk tot de uitgangspunten voor die
paragraaf.
3. Ontginning en bewoning van de
Eilandspolder
3.1Van hoogveen naar veenweidegebied
Veel hoogveen is ontstaan uit veen-
mos, dat in pollen groeit. Als de pollen
ten opzichte van hun omgeving een be
paalde hoogte hebben bereikt, stopt de
verdere groei. Maar op natte plaatsen
tussen de oude pollen ontwikkelen zich
dan weer nieuwe pollen. Zo ontstaan
vaak heel dikke veenpakketten.
17