ook als het om de aanwezigheid van me teorologische verschijnselen en natuur rampen ging. Er was ook een 'heer'lijke tijd. Die heer was aanvankelijk 'de heer van het hof, aan wie de boer op gezette tijden diensten moest verlenen omdat de heer niet 1 maar meer boerderijen bezat La ter was het de graaf of zijn plaatsvervan ger, de baljuw. In de grafelijke periode gingen de boeren hun tienden namelijk aan graaf of baljuw betalen. Naarmate de steden groter en sterker werden, kwam er in de 14e eeuw een 'tijd van de kooplieden'. Daar zullen de han delaars in de marktstad Alkmaar zeker ook aan meegewerkt hebben. Ze waren, net als handelaars elders, afhankelijk van de logistiek van de goederenstro men. Import en export bepaalden daar om in belangrijke mate de tijdrekening van de handelaren. 2.2. Verandering 2.2.1 .Godsdienst Bekering van de Friese Kennemers De prehistorische bewoners van het Oer-IJ gebied leefden heel dicht bij de natuur. Het waren allerlei natuurver schijnselen waarvoor ze een verklaring zochten in hun godenwereld. Ze vereer den heilige bossen (denk aan de plaats naam Heiloo: een heilige plek in het bos) en vereerden ook heilige bronnen. Ze kenden dus veelgoderij. Denk aan onze namen voor vrijdag (Freia) donderdag (Donar) en woensdag (Wodan). In de vroege Middeleeuwen vond ker stening plaats van de Friezen in Kenne- merland. Dat gebeurde vanuit Engeland, waar de aan de Friese Kennemers verwante Angelen en Saksen woonden. Willibrord, een Angelsaksische monnik die de taal van de Friezen kon verstaan en spreken, werd in Rome door de paus gewijd tot aartsbisschop van de Friezen met als zetel Utrecht. Hij was een verte- genwoodiger van de Iers-Columbaanse (Keltische) richting in het christendom. Hij was namelijk vanuit het klooster Ri- pon in Engeland naar Ierland getrokken en was in het klooster Rathmelsigi een levenswijze aangegaan, die sterk indivi dualistisch was en weinig gericht op vas te vestiging en krachtige organisatie. Ook op het vasteland reisde hij rond als monnik en kluizenaar. Hij stichtte het klooster Echternach vanwaaruit hij zijn reizen naar de Friezen maakte. Zijn metgezellen waren ook monniken die als pelgrims leefden. De levenswijze van Willibrord en zijn metgezellen leek veel op die van de Friezen. Ook die waren individualistisch en weinig gericht op centraal gezag. Men kan daarbij denken aan de Westfriese boerenrepubliekjes die de graven van Holland pas na enkele eeuwen konden veroveren. Willibrord maakte tijdens zijn missie -arbeid de heidense Friese heiligdommen tot christelijke kerken. De heilige bron nen van de Friese Kennemers werden daarbij 'omgedoopt' tot christelijke bede vaartsoorden. Daarbij kan men denken aan het Sint Willibrordusputje in Heiloo, het Sint Adelbertusputje op de Adel- bertusakker in Egmond en de Runxputte bij Oesdom tussen Heiloo en Limmen. De 'moederkerken' van Willibrord in Kennemerland stonden in Heiloo, Velsen en Petten. De kerstening werd van daar uit voortgezet. Zo ontstond er een hele familie van 'dochterkerken". Maar ook in Limmen, Castricum en Schoorl werden al spoedig 'dochterkerken' gebouwd van uit de 'moederkerken'. Tot deze familie van dochterkerken hoorde volgens een oorkonde van 922 waarschijnlijk ook al een kerkje op het hoogveen van het Schermereiland. Waarschijnlijk stond het langs de veenstroom de Schermer in de westelijke Eilandspolder of Burenmaden. Overigens lijken de parochiegrenzen van de moederkerken overeen te komen met de grenzen van de Friese koggen in Kennemerland. Het waren dus waar schijnlijk de grenzen van oude Friese rechtsgebieden. 12

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Kroniek : Graft-de Rijp en Schermer | 2008 | | pagina 10