Beste Frits,
Vanmorgen je brief ontvangen met jouw voorstellen in agrarische richting. Je energie
is te plaatsen. Je geest kan wel boven het dorp zweven, maar je lichaam: dat is
moeizamer. Maar dat is bekend, het is 't probleem van ieder godsdienst en filosofie.
Voor mij is dat geen probleem, ik leef van de Russische aandelen.
Om even serieuzer door te schrijven: zoals je weet is het bij ons thuis redelijk vol met
5 volwassen personen, dus een ander onderkomen voor jou is geboden. Een tweede
punt is de tewerkstelling: er komen bij mij steeds mensen voor korte tijd werken.
Waarschijnlijk is het je opgevallen dat een plant in het voorjaar begint te groeien en
aan het einde van het jaar de kop weer laat hangen. Zo is het ongeveer ook met de
werkzaamheden alhier.
Maar nu iets over mijn pogingen huisvesting voor jou te vinden. Achter bij een
kolenboer staat een volkomen ingericht huisje dat neergezet is voor een zuster van
bovenvermelde heer Deze vrouw is niet alles gegeven, maar blijkt toch over een
zeer sterke wil te beschikken. Alhoewel het een pracht spulletje is, geeft ze de
voorkeur bij andere mensen te vertoeven maar het huisje moet wel leeg blijven.
Toen leidde mijn pad naar de weduwe B, een ex-Amsterdamse, maar ook dit pand was
reeds gevuld met lieden van allerlei allooi. Doordat dit lichaam met een lijst liep om
handtekeningen te verzamelen voor circus Boltini teneinde dit gezelschap kunstbroeders
en -zusters te behouden voor het Nederlandse publiek.
Tijdens deze expeditie werd mij op de heer B. gewezen, waar lange tijd een chauffeur in
de kost was geweest, die kortgeleden was vertrokken naar rijkere omstandigheden, een
huwelijk of zoiets. Door middel van mijn circuslijst drong ik na enig gepraat deze woning
binnen en zat spoedig in de woonkamer. Na enige aanmerkingen op mijn nog immer
ongehuwde staat, kwam ik tot iets succesvoller zakendoen. Ze waren bereid een onbe
kend wezen op te nemen tegen een redelijke vergoeding. Juist zou hierover worden
begonnen te onderhandelen, toen mij plotsklaps door de heer des huizes werd gevraagd
of mijnheer de student een baard droeg en wilde haren had?
Na hierop, na enige aarzeling, een bevestigend antwoord te hebben gegeven zei de
bovengenoemde heer met dreigende stem: "Dan komt hij hier niet in, want ik kots van die
lui". Hoewel ik enige verdedigende woorden over baardmensen heb gesproken, heb ik
gewezen op de natuurlijke oorsprong van deze aanwas, hierbij ook gesteund door 's mans
vrouw, was elke discussie vruchteloos.