Fijn
Dit is een van de vele gevleugelde woorden, die luidkeels over de akker klonken als Jaap
Koedijk met zijn slabonenplukkers aan het werk was. Een raadselachtige mix van losse
woorden, mysterieuze theorieën en gesprekken die konden eindigen zoals ze begonnen...
of niet.
Het bedrijf van zijn vader had als uitvalsbasis Bovenweg 17; een klein huisje waar vader
Piet Koedijk en moeder Trijntje Kooy woonden; dochter Tine kwam er in 1922 bij,
Map in 1926, zoon Jaap in 1932, Alie in 1934 en Piet sloot in 1940 de rij.
Pa en Ma sliepen in de bedstee in de huiskamer, waar ook de enige kachel stond.
De twee jongens hadden een plekje naast de keuken en de drie meiden sliepen op zolder,
direct onder het dakhout.
Op de daar achter liggende eilandjes had Piet een tuinbouwbedrijf met piepers, uien, kool,
witte bonen en andijvie; uiteraard ging het grootste deel van de oogst per schuit al
kloetend naar de veiling in Broek.
Zoon Jaap ging in zijn jonge jaren naar de lagere school, "School met de bijbel". Daarna
ging hij naar de MULO in Alkmaar, maar dat was niet zijn ding: in de derde klas haakte
hij af en ging in deeltijd naar de tuinbouwschool in Hoorn. Jaap was thuis een stille
jongen, daarbuiten goedmoedig en vol grapjes, maar ook kwetsbaar.
De tuinbouwschool maakte hij af en het lag voor de hand dat hij het bedrijf van zijn
Vader Piet aan het wieden.