Nu waren we bij de Bovenweg, met de meelmolens van Timmerman, waar de naam
"Molenhoeve" aan herinnert.
Misschien ging ons een autobus van Kok en Tuinman voorbij, die een passagiers-
dienst van Oudkarspel naar Alkmaar onderhield. Dit was dan, voor wie het
interesseert, een De Dion Bouten, een al lang vergeten Frans merk. En mogelijk
passeerde ons ook een personenauto, hoewel er daarvan nog maar weinig reden.
We waren dus over het landpad naar het dorp gelopen. We hadden ook een andere
weg kunnen kiezen: het pad langs de spoorlijn van het "Broekertje". Die lijn was
aangelegd voor het vervoer van tuinbouwproducten uit de Langedijk en ook, eer er
een busdienst was, voor personenvervoer naar Alkmaar.
De spoorlijn maakte een paar maal een lichte bocht en ging geleidelijk wat omhoog,
om zo evenwijdig aan de lijn Heerhugowaard - Alkmaar te komen. De dienstdoende
locomotief had vaak een lange sleep volgeladen wagens te trekken en siste en blies
dan als een gesarde kater, die doodsangst heeft en nergens heen kan.
De stoomlocomotief moest wel ergens heen, maar soms lukte het niet om verder te
komen. De sleep was te lang en de last was te zwaar. De machine bleef staan, pufte
gelaten nog wat na en moest in arren moede wachten op een tweede locomotief die
uit Alkmaar zou komen om assistentie te verlenen.
Als kleine jongen was ik bang om op het pad erlangs te lopen. De locomotief helde in
enkele bochten gevaarlijk over; hij zou om kunnen vallen. Van de machine werd het
uiterste gevergd; de ketel zou uit elkaar kunnen springen. Gelukkig gebeurde het een
noch het ander, maar ik vertrouwde het niet. Dus langs de veilige weg naar school.
In de eerste klas was daar juffrouw Krijt. Een lieve juffrouw met een toepasselijke
naam, want ze schreef met krijt op het bord en wij gebruikten nog lei en griffel.
De tweede en derde klas werden onderwezen door juffrouw Verweel, eveneens een
zachte lerares, die het zo lang volhield dat ook mijn kinderen nog bij haar in de klas
kwamen te zitten. De vierde en vijfde klas werden geleid door juffrouw Boot, een wat
strenge dame, die een stemvork meenam als we moesten zingen, zodat er geen vals
geluid zou klinken. In de hoogste klassen regeerde meester ten Hoeve. Hij was het
hoofd van de school en ook een meester in de kunst van het vertellen. Hij voerde ons
mee naar het verre verleden en het leek dan of wij er zelf aanwezig waren. Het was
ook een heel sportieve meester, hij ging eens te voet naar Parijs: het ene jaar tot
halverwege, het volgende jaar vandaar naar het eindpunt.
Een keer per jaar was er het schoolfeest, dat bestond uit een rit met de bus - van
Kok en Tuinman natuurlijk - naar Schoorl of Bergen en Bergen aan Zee; een enkele