Een winterlang koesterde de koolkoning zijn kolenschat, die hij stuk voor stuk omlegde tegen rot, Om ze dan, op zeker winterdag bij een gunstige marktprijs met opgewonden nieuwsgierigheid, de boet weer uit te sjouwen wederom te verschepen in schuit en vlet; om tenslotte in de veiling van Broek zijn arbeid en kostbare vracht eindelijk in klinkende munt te verzilveren. De Pancrasser kolen, daar gingen ze, met duizenden tegelijk op transport per wagonlading van 10.000 kilo naar Alkmaar, Haarlem, Amsterdam, Rotterdam, naar België en Duitsland. Altijd de handen uit de mouwen, winter en zomer. Hoe hard de koolkoning ook werkte voor zijn vaak kinderrijk gezin, de opbrengst van kool en pieper was bepaald geen vetpot. Voor het plakje kaas of het stukje vlees moest hij vindingrijk zijn. Bonen, deed hij erbij, andijvie, bollen en bloemkool, tomaten en witlof.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Klin - Sint Pancras | 2017 | | pagina 19