Tevens schreef de wet voor, dat wanneer een school bezocht werd door meer dan
70 leerlingen, de meester hulp moet hebben van een kwekeling of onderwijzer. Voor
de gemeente betekende dit meer salariskosten, iets waarop men toen bepaald niet
zat te wachten. Brandsma had de indruk dat men hier toen nogal eens zei: Dat we
boven de 70 kinderen zitten, komt door de kinderen van het Zuideinde, dus moet de
gemeente Koedijk de tweede kracht maar betalen!!
Verder drong de wet eropaan, dat de kinderen in zo'n geval over twee lokalen
verdeeld werden.
In 1859 besprak de raad het onderwijsverslag uit 1858. Volgens de wet moest
de raad dit vaststellen en daarna opsturen naar het provinciaal bestuur.
Heel trots werd vermeld:
- In Sint Pancras wordt onderwijs gegeven in die vakken, welke worden
voorgeschreven door de onderwijswet van 1857.
- Over de leermiddelen valt niets te klagen en het aanwezige schoollokaal
is geheel voldoende.
Heel mooie woorden, maar de werkelijkheid was wel even anders.
Vermoedelijk gaf men een rooskleurig beeld, omdat anders in de buidel getast
moet worden en die buidel was leeg
Toch kwamen er langzamerhand verbeteringen. In het onderwijsverslag van 1861, het
jaar waarin L.v.d. Vijzel hier hoofdonderwijzer werd, terwijl er in 1860 een kwekeling
aan de school was gekomen, zei de raad: Er gaan 87 leerlingen op onze school en
voor dit aantal is de school niet geschikt.
Vandaar het besluit: we gaan een nieuwe school, plus schoolhuis, plus raadkamer
bouwen. Echter de financiën waren ontoereikend. Zelfs als de erfpachten werden
verkocht voor de prijs van f 3.000,-, dan nog was er veel geld te kort. De provincie
werd om steun gevraagd, maar helaas deze kwam er niet. Een grote teleurstelling. Als
laatste mogelijkheid dacht de raad aan een beroep op Zijne Majesteit de Koning.
Er werd een roerende brief geschreven met de uitleg dat het dorp onmogelijk een
gebouw kon betalen. Toen werd er door het Rijk en later ook provincie financiële hulp
toegezegd.
150