In het laatste oorlogsjaar kregen we twee meisjes erbij. Willy Sluiter kwam uit
Amsterdam en sliep bij mij en mijn zusje Jannie. In een mum van tijd zaten we onder
de luizen. Willy had lang blond haar en mijn moeder nam haar mee naar kapper
Pool. Willy verzette zich hevig toen ze hoorde dat haar haar kort moest, maar mijn
moeder zette door. Na afloop betaalde ze kapper Pool met een pond meel, dat ging
toen zo.
Het andere meisje heette Nellie van der Heide, ze werd 's avonds met een oude
brandweerauto bij ons gebracht en kwam uit Rotterdam. Ze was zo ondervoed en
verzwakt dat mijn moeder haar naar bed moest dragen. Gelukkig kon Nellie bij ons
aansterken: ik heb nog steeds contact met haar.
Orgelles
In het derde oorlogsjaar, ik was toen negen, had ik een keer in de week orgelles bij K.
Wagenaar in Broek op Langedijk. Dat was altijd op zaterdagochtend en ik fietste er
in mijn eentje naar toe.
Net toen ik het huis van de familie Glas voorbij was, vlogen er ineens Engelse
vliegtuigen over. Het waren zogenaamde 'jagers'. Ze beschoten de goederentrein vlak
bij de spoorbrug. Uit de wagons klonken toen vreselijke geluiden: het waren gillende
paarden, ik hoor ze nog te keer gaan. Zelf heb ik me in de kant laten vallen, zo wijs
was ik wel. Toen het over was, ben ik gewoon naar orgel les gegaan.
Twee weken later was het weer raak. Ditmaal kwamen de Engelse jagers van de
andere kant en beschoten het kruithuisje in Krabbendam. Weer lag ik in de kant
want het waren behoorlijke ontploffingen met veel vuur.
's Nachts hoorden we de 'Tommies' - Engelse bommenwerpers - overgaan.
Die gingen in Duitsland bombarderen. Op een nacht klonk er een gierend geluid; dat
bleken kettingbommen te zijn. Ze vielen op de Twuyverweg en in de sloot. Huizen
werden niet geraakt, maar een van die bommen ontplofte en maakte een groot gat
in de Twuyverweg.
Op een winteravond keek ik tijdens het brood eten naar buiten en zag een grote ster.
Mijn nicht Agaath, die ook bij ons was komen wonen, at als enige warme groene kool
omdat ze overdag op de huishoudschool zat in Alkmaar. Kijk, riep ik, een reuzester!
Mijn vader zag hem ook. Hij schrok en zei dat het geen ster was, maar een brandend
vliegtuig. Het ding kwam recht op ons af!