Op die eerste oorlogsdag moest ik gewoon naar school, dat was 'de School met de
Bijbel' hier in Sint-Pancras. Er gebeurde in die dagen van alles. Tijdens het spelen
op het schoolplein zagen we Hollandse soldaten voorbij marcheren. Ze werden
'Koenraats' genoemd; waarom weet ik niet, maar al gauw kwamen ze niet meer.
Kort daarop werd onze school gevorderd door de Duitsers voor inkwartiering
van Duitse soldaten. Wij verhuisden met de klas naar een bijgebouwtje van de
Gereformeerde kerk. In het gebouwtje bij de Witte kerk werden andere klassen
ondergebracht. In die tijd kwamen er evacuees uit Den Helder en Gelderland naar
ons dorp. Wij kregen de familie Zoutewelle uit Veenendaal: een vader en moeder
met hun zoontje van 2 jaar. Toen de Wieringermeer onder water werd gezet, kwamen
er opnieuw mensen voor onderdak.
Hoe langer de oorlog duurde, hoe grimmiger het werd voor Joden en jonge mannen.
De Duitsers hadden fietsen en paarden nodig en jonge mannen om in Duitsland te
werken. En Joodse mensen werden afgevoerd naar vernietigingskampen.
Onderduikers
In 1943 kregen we onderduikers. De eerste onderduiker was Piet van de Berg uit
Leerdam, een echte handelsman. Hij ging in de Schermer de boer op en kocht dan
schapenwol. Hij had ook een spinnenwiel en kon goed spinnen. Daar hadden wij ook
voordeel van, want van de wol breide mijn moeder truien voor het hele gezin. Teun,
de broer van Piet van de Berg dook ook bij ons onder. En ik herinner me ook nog
ene Cor Bassies uit Den Helder. Na een poosje kregen we een nieuwe onderduiker uit
Naarden. Hij heette Lex van Noppen en was de tantezegger van zuster Van Noppen,
die aan de Bovenweg woonde. Hij was pas 20 jaar en van 'goede komaf.
V.l.n.r. Bartje Leezer,
Guurtje Boon, Cor Boon
en Wies Leezer